Skip to content
Home - Blog - Circulaire economie en werknemersbetrokkenheid in de textielsector

Circulaire economie en werknemersbetrokkenheid in de textielsector

Het instorten van de naaiateliers in Rana Plaza in Bangladesh heeft de soms penibele arbeidsomstandigheden in de textielsector onder de aandacht gebracht. Ook op vlak van milieu heeft de textielsector een grote impact. Denk maar aan de gigantische hoeveelheid water die nodig is om katoen te produceren

Alsico NV –  een familiebedrijf uit Ronse met wereldwijd 8000 werknemers – is een producent van werkkledij. Het bedrijf beseft dat de sector voor enorme uitdagingen staat en ontwikkelde een sterke visie rond duurzaamheid, mét een centrale rol voor de werknemer. We spreken met Wouter De Broeck en Johan Beirlaen, respectievelijk CSR manager en aankoper, in de vestiging in Ronse. 

TRANSPARANTIE IN DE KETEN

“Confectie blijft nog steeds handenwerk. Dat wil zeggen dat je mensen nodig hebt om kledij te maken. Met de verschuiving van de productie naar lage loonlanden zijn de risico’s op slechte arbeidsomstandigheden of zelfs misbruiken fel toegenomen. Vaak ontbreekt de nodige wetgeving om degelijke werkomstandigheden af te dwingen. Producenten hebben daarom een verhoogde verantwoordelijkheid voor de manier waarop hun kledij wordt gemaakt.”  Voor Alsico is transparantie het sleutelwoord: “Wij werken met productie-units die onze eigendom zijn. Daardoor kunnen we die verantwoordelijkheid ook maximaal opnemen. De mensen die in Tunesië kledij maken zijn Alsico-werknemers net als de Belgische Alsico-werknemers.” Het probleem situeert zich vooral bij producenten die werken met ateliers in onderaanneming. Zij hebben minder tot geen controle op arbeidsomstandigheden. Bovendien zorgen de vele collectiewissels in de fast-fashion en bijhorende krappe deadlines voor een zeer hoge werkdruk.”

CIRCULAIRE PRINCIPES

Wouter beseft als geen ander de noodzaak van een duurzame bedrijfsvisie. “De eerste stap is de erkenning van het feit dat we ontegensprekelijk een milieu-impact hebben. Die stap klinkt logisch, maar zonder dit expliciet te erkennen wordt ook geen actie ondernomen om de impact te reduceren. De tweede stap is het meten van die impact: dat hebben we gedaan, de resultaten werden gepubliceerd in ons duurzaamheidsrapport”.

Om de milieu-impact aan te pakken werkt Alsico in toenemende mate volgens de principes van de circulaire economie. Wouter motiveert de keuze: “De aarde is een gesloten systeem en heeft zijn limieten. Je kan niet meer afval of CO2 in het systeem stoppen dan wat we kunnen verwerken. Vergelijk het met de uitlaat van een auto: die is met een reden naar buiten gezet. Je kan geen afvalstoffen blijven verwerken zonder schade te ondervinden”.

Image

“De uitlaat van een auto wordt met met een reden naar buiten gezet. Je kan geen afvalstoffen blijven verwerken zonder schade te ondervinden.”, aldus Wouter De Broeck, CSR manager bij Alsico. 

De circulaire manier van denken begint bij de belangrijkste klanten: de industriële wasserijen. “Zij vragen dat een product zo lang mogelijk meegaat. De wasserijen werken zelf volgens een product-dienstsysteem: zij bieden hun klanten de service ‘gewassen kledij op vaste tijdstippen’ aan. In dat systeem zijn wij de producent, waarbij we zorgen voor een kledij die een lange wascyclus aankan. Op die manier rendeert de kledij ook het meest. Je krijgt een product dat heel degelijk is en lang meegaat, in tegenstelling tot de traditionele ‘wegwerpkledij’ in de mode-industrie.”

WERKNEMERSBETROKKENHEID

Het bedrijf berekende in 2017 haar carbon footprint. Vorig jaar werden de resultaten geanalyseerd en gedefinieerd waar men de grootste impact kon analyseren.

“Uit die analyse bleek dat we de grootste verbetering konden bereiken door het aankoopbeleid bij te sturen. Maar ook het afvalbeleid kan beter. We hebben meteen acties gekoppeld aan die zaken waar we de grootste impact realiseerden.”

In een traditionele bedrijfsvoering worden dergelijke acties vaak heel top-down doorgevoerd, maar Alsico zag al snel in dat dit een unieke kans was om ook werknemers te betrekken. “We richtten een CO2-actiegroep op om de acties concreet te maken en verantwoordelijken aan te duiden. Op die manier hebben we ondertussen een tien concrete acties bepaald, gaande van mobiliteit, over verpakking, tot transport. Van de 90 werknemers hier in deze vestiging zijn er een 15-tal mensen lid van een van de werkgroepen. Niemand wordt verplicht, dus dat is toch een mooi aantal.

Image

“In een traditionele bedrijfsvoering worden duurzaamheidsacties vaak heel top-down doorgevoerd, maar Alsico zag al snel in dat dit een unieke kans was om ook werknemers te betrekken.”WOUTER DE BROECK, CSR MANAGER ALSICO

Eén van de acties was de organisatie van een enquête in de week van de mobiliteit. Die leverde de opvallende vaststelling dat 75% van de mensen die nu moet de auto naar het werk komen, bereid zijn om een ander vervoersmiddel te overwegen. Dat is, zeker gegeven het feit dat we hier in de Vlaamse Ardennen zitten, waar het niet evident fietsen is. Eind dit jaar verhuizen we bovendien naar een nieuw gebouw. Daar zullen we zorgen voor laadcapaciteit voor elektrische fietsen en een comfortabele fietsenstalling. We richten ook een carpoolgroep op. We maken ons sterk dat dit de drempel zal verlagen voor velen om ook effectief andere opties te overwegen.”

In het centrum van Ronse bevindt zich voorlopig nog een magazijn van het bedrijf. In tegenstelling tot de hoofdvestiging, werken hier voornamelijk arbeiders. Maar ook deze mensen worden zo goed mogelijk betrokken: “Ik ben ons duurzaamheidsbeleid daar ook gaan voorstellen. Alles wat we communiceren rond duurzaamheid gaat ook naar het ganse bedrijf, en niet enkel naar deze vestiging. Ook op onze kwartaalmeeting, waar arbeiders en bedienden samen zitten, hebben we ons duurzaamheidsrapport aan iedereen voorgesteld.

Druk op de leveranciersketel

Ondertussen is ook Johan Beirlaen er komen bijzitten, hij is verantwoordelijke op de aankoopafdeling. Hij is geen lid van een van de werkgroepen, maar denkt wel graag mee over de concrete invulling van bepaalde acties.
“Het signaal dat de jongeren die nu massaal op straat komen om hun toekomst veilig te stellen en een leefbaar klimaat eisen, kunnen we niet negeren. We moeten kijken wat we vandaag al kunnen doen. Daarom help ik graag mee om de acties concreter in te vullen. Specifiek voor mijn job gaat het dan vooral over het afwegen van verschillende leveranciers: we kiezen tegenwoordig sneller voor een leverancier die ook meegaat met het verhaal van duurzaamheid en recuperatie van materialen. Zo hebben we heel veel dozen nodig: we kijken bij aankoop van nieuwe dozen of ze gemaakt zijn van recupmateriaal en zorgen er ook voor dat ze zoveel mogelijk herbruikbaar zijn. Het idee om hergebruik van dozen te verminderen ontstond in een van de werkgroepen. Wouter is vervolgens met dit idee naar mij gekomen, en samen hebben we de verschillende leveranciers met elkaar vergeleken.”

Image

“Het signaal dat de jongeren die nu massaal op straat komen om hun toekomst veilig te stellen en een leefbaar klimaat eisen, kunnen we niet negeren. We moeten kijken wat we vandaag al kunnen doen.”

Johan zorgt ervoor dat alle materialen op tijd bij de buitenlandse ateliers geraken, en leverde ook op dat vlak al inspanningen om de zaken te verduurzamen. “Vroeger werden bepaalde stoffen of accessoires bijvoorbeeld eerst van een Italiaanse leverancier naar hier gestuurd, waarna wij ze naar ons atelier in Tunesië stuurden. Nu zijn we erin geslaagd dat tussentraject eruit te halen zodat de stoffen en accessoires meteen vanuit Italië naar Tunesië worden gestuurd.”

Johan toont dat werknemers via verschillende rollen hun bedrijf kunnen verduurzamen. Sommigen werken meer strategisch of zijn goed in netwerken, wat zich uit in een deelname aan de werkgroepen. Anderen gaan liever voor directe actie en leren bij door dingen op de werkvloer uit te testen. Als bedrijf is het belangrijk om net zoals Wouter open te staan voor verschillende soorten inbreng, om zo echt alle werknemers te betrekken.

Image

Interview: Thijs Calu, educatief medewerker

Dit artikel kadert in het project ‘De Nieuwe Samenzweerders’, met financiële ondersteuning van

Image