Bert De Wel, lange tijd actief als beleidsmedewerker bij ACV, werkt sinds mei ‘18 als climate policy officer voor de ITUC, de koepel van de internationale vrije vakbonden. De ITUC, of voluit de International Trade Union Confederation, vertegenwoordigt 207 miljoen werknemers in 163 landen en telt 331 nationale lidorganisaties. Met de organisatie van de COP 24 in Katowice (Polen) in december zijn het drukke tijden: een gesprek over klimaat en de strijd voor sociale rechtvaardigheid bij de ITUC.
Wat houdt je job juist in?
Als climate policy officer ben ik het aanspreekpunt voor het ITUC, en dus eigenlijk voor alle vakbonden, voor alles wat met de klimaatonderhandelingen van de VN te maken heeft. De deelname aan de onderhandelingen als ‘non-party stakeholder’ – de belanghebbenden die geen land zijn – gebeurt via mij. Dat gaat van logistieke zaken, zoals ervoor zorgen dat er vakbondsvertegenwoordigers op de COP aanwezig zijn tot het vormen van standpunten en die ook vertolken namens de vakbonden op de onderhandelingen. Ik zorg er ook voor dat onze achterban klaar is om met concrete standpunten naar de onderhandelingen te gaan en doe ook het nodige lobbywerk na de onderhandelingen.
We beperken ons niet tot de klimaatproblematiek. De sociale aspecten van het volledige milieubeleid staan op onze agenda. Daarom volgen we ook het milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP). Tenslotte ben ik ook verantwoordelijk voor de opvolging van het thema ‘veiligheid en gezondheid op het werk’. Concreet gaat het bijvoorbeeld om het mee organiseren van de ‘dag van de veiligheid op het werk’, elk jaar op 28 april, of om het opvolgen van de conventies die binnen de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) zijn afgesproken rond veiligheid en gezondheid op het werk.
Wat maakt het ILO verschillend als organisatie van het ITUC?
Het ITUC is de koepel van alle vakbondsorganisaties. Het ILO of International Labour Organisation is de organisatie van de VN rond werkgelegenheid – vergelijkbaar met bv. de wereldhandelsorganisatie op vlak van internationale handel. De ILO is een beetje de vreemde eend in de bijt: daar zitten zowel werkgevers, overheid als werknemers aan tafel. Daar verschilt het dus van de ITUC: de standpunten moeten door alle drie de partijen onderschreven worden. Het is voor ons zowat het schoolvoorbeeld van sociaal overleg op internationaal niveau. Er wordt ook expliciet gepleit voor sociale rechtvaardigheid, wat we uiteraard een heel positieve zaak vinden.
Rechtvaardige transitie. De term is gevallen. Wat houdt dit juist in voor het ITUC?
‘Just transition’ of het streven naar een rechtvaardige transitie betekent in de eerste plaats rekening houden met de impact van klimaatverandering op werknemers.
Het gaat dan over meer dan mijnwerkers of werknemers die werken in de steenkoolindustrie. Het gaat om iedere werknemer die de impact van klimaatverandering voelt: van de buschauffeur die geen airco heeft en geen aangepaste kledij krijgt tot de taxichauffeurs in Manilla die door de regering gedwongen worden om over te schakelen op elektrische voertuigen zonder dat ze met die grote investeringen geholpen worden.
We denken ook al te vaak dat we hier in het Noorden gespaard zullen blijven van de impact van klimaatverandering, maar deze zomer is gebleken dat het iedereen zal raken.
Daarnaast gaat rechtvaardige transitie ook over het verzekeren van een klimaatbeleid dat rekening houdt met de belangen van werknemers.
Bij een sociaal rechtvaardige transitie is het van belang dat iédere belanghebbende aan tafel zit, dus ook de werknemers. Zorgen voor een sociaal draagvlak voor het klimaatbeleid is essentieel om tot de ambitieuze maatregelen die nodig zijn te kunnen doorvoeren. In Canada hebben we een goed voorbeeld. Daar werd een commissie opgericht om de uitstap uit steenkoolenergie te begeleiden. De co-voorzitter van die commissie is tevens de voorzitter van de nationale vakbond.
“Just transition gaat om iedere werknemer die de impact van klimaatverandering voelt: van de buschauffeur die geen airco heeft en geen aangepaste kledij krijgt tot de taxichauffeurs in Manilla die door de regering gedwongen worden om over te schakelen op elektrische voertuigen zonder dat ze met die grote investeringen geholpen worden.”
We moeten wel voor ogen houden dat we op sommige plaatsen eerst een andere strijd moeten voeren. In landen als Brazilië en Colombia worden vakbonden tout court niet getolereerd. Daar moet je via sociale actie punten op tafel leggen. Met zo’n repressieve regimes kun je niet meteen verwachten dat er sociaal overleg komt zoals we dat hier kennen. Maar ook in landen met een goede traditie in sociaal overleg is het nodig om sociale actie te voeren om bepaalde punten kracht bij te zetten.
‘Just transition’ is een logische eis van vakbonden, maar toch is het soms moeilijk om dit verhaal over te brengen aan werknemers uit bepaalde sectoren. Hoe komt dit?
Er zijn inderdaad enkele ‘moeilijke’ verhalen, zoals de Poolse mijnbouwers. Voor hen is het klimaatbeleid iets heel erg bedreigend en ze geloven niet in de antwoorden van de regering om een alternatief aan te bieden. Veel heeft ook te maken met de socioculturele context: bepaalde mijnbouwactiviteiten zijn er zo sterk verankerd dat het niet makkelijk is om die mensen te doen geloven dat een transitie mogelijk is. Daarnaast verdient een Poolse mijnbouwer de helft meer dan een gemiddelde andere werknemer in de industriesector. Daarbij komt ook dat hij niet de vaardigheden heeft om elders in de industrie aan de slag te gaan, waar de jobs bovendien ook nog eens veel flexibeler zijn; lees onzekerder, slechter omstandigheden, enz..
Doen onze vakbonden genoeg om mee aan de kar van rechtvaardige transitie te trekken?
De vakbonden zien goed de link met de maatschappelijke uitdagingen zoals globalisering, digitalisering, de technologische revolutie, toenemende ongelijkheid… Klimaat is een van die factoren die ze moeten meenemen in het verhaal om tot een duurzame economie te komen die goed is voor de werknemers. Het neoliberaal model dat achter de toenemende ongelijkheid zit is hetzelfde model dat zorgt dat er een rem zit op het klimaatbeleid. Dat model zorgt ook voor een te fel doorgedreven flexibilisering in trends die op zich een goede evolutie zijn zoals de deeleconomie. De vakbonden moeten dus blijven investeren in het klimaatthema en er blijven voor zorgen dat sociale rechtvaardigheid hier voorop staat.
“In Polen zijn bepaalde mijnbouwactiviteiten zo sterk verankerd dat het niet makkelijk is om die mensen te doen geloven dat een transitie mogelijk is. Daarnaast verdient een Poolse mijnbouwer de helft meer dan een gemiddelde andere werknemer in de industriesector. Voor hen is het transitieverhaal dus niet zo vanzelfsprekend.” – © Greenpeace Polska
“We zijn ervan overtuigd dat de lat inzake klimaatbeleid hoger gelegd kan worden, als de we de impact op werknemers, hun families en de samenleving goed in rekening kunnen brengen en daar een sociaal rechtvaardig beleid aan kunnen koppelen.”
Onze slogan voor de volgende COP in Katowice is “just transition for climate ambition”. We weten allemaal dat het klimaatbeleid tekort schiet. We zijn ervan overtuigd dat de lat inzake klimaatbeleid hoger gelegd kan worden, als de we de impact op werknemers, hun families en de samenleving goed in rekening kunnen brengen en daar een sociaal rechtvaardig beleid aan kunnen koppelen.
Lees hier de eisen van de ITUC voor de COP 24 in Katowice.
Bert De Wel brengt op Ecopolis (25/11) het verhaal van de rechtvaardige transitie, samen met de Vlaamse vakbonden.
Interview: Thijs Calu, educatief medewerker