De komende jaren zal onze arbeidsmarkt vanwege de klimaatverandering grondig hertekend moeten worden, zowel voor de jobs die we uitvoeren als voor de skills die we daarvoor nodig hebben. Die transitie mag niet gebeuren zonder de betrokkenheid en inspraak van werknemers.
Onder impuls van onder meer de Europese Green Deal staan bedrijven én sectoren de komende jaren voor een enorme uitdaging. Tegen 2050 moeten zij volledig omgeschakeld zijn naar klimaatneutrale processen en producten. Daarnaast voelen heel wat sectoren steeds meer de nood om zich aan te passen omdat ze hard getroffen worden door de klimaatverandering.
De landbouw- en de bouwsector kampen met productiviteitsverlies, de druk op de gezondheidszorg en de hulpdiensten neemt toe, de industrie heeft vaker te maken met bevoorradingsproblemen, en de energie- en de transportsector met schade aan infrastructuur. Ook het toerisme verandert, verzekeringen hebben hogere kosten en risico’s, en ga zo maar door.
Bijna de helft van alle jobs in ons land zal een significante impact van de klimaattransitie ondervinden.
– Luc Maertens, coördinator Reset.Vlaanderen
Een berekening van ondersteuningsorganisatie Climact, de KU Leuven en de Universiteit van Luik wijst uit dat in ons land bijna de helft van alle jobs een significante impact van de klimaattransitie zal ondervinden, een vierde rechtstreeks, een vijfde onrechtstreeks.
Die veranderingen brengen logischerwijs heel wat onzekerheden mee. Bovendien zet de manier waarop jobs in de toekomst ingevuld zullen worden, werknemersrechten sterk onder druk. Niet enkel de ecologische transitie is daarom noodzakelijk, even belangrijk is om ervoor te zorgen dat die op een rechtvaardige manier kan gebeuren, met aandacht voor sociale gevolgen.
De klimaattransitie vormt dan ook een uitdaging voor de vakbonden, die hun syndicaal afgevaardigden in de bedrijven hierop moeten voorbereiden en over de sectoren heen vorm moeten geven aan de nieuwe arbeidsmarkt.
BASF en Arcelor Mittal
De idee van een rechtvaardige transitie werd begin jaren negentig al door Amerikaanse vakbonden geïntroduceerd toen werknemers getroffen werden door nieuwe regels over water- en luchtvervuiling. Bijna 25 jaar later is de uitdaging alleen maar groter geworden. De rol die vakbonden moeten opnemen is essentieel om de arbeidsmarkt binnen de klimaattransitie vorm te geven, zowel op bedrijfsniveau, als op sectoraal en beleidsniveau.
Bedrijven doen al heel wat om productieprocessen, gebouwen en andere aspecten van de bedrijfsvoering te verduurzamen. Industriële bedrijven zetten concrete stappen in de klimaattransitie. BASF en Arcelor Mittal hebben bijvoorbeeld klimaatplannen en doen investeringen. North Sea Port in Gent en Zeeland pakte in 2022 uit met een studie die beschrijft hoe de Gentse haven meer dan de helft van haar CO2-uitstoot wil reduceren tegen 2030.
Het probleem is dat deze bedrijven het debat over die transitie volledig naar zich toetrekken. De focus ligt op de investeringen die bedrijven moeten doen om nieuwe klimaatneutrale productieprocessen te bekomen, terwijl er minder aandacht gaat naar het garanderen van duurzame en kwalitatieve tewerkstelling op lange termijn.
In andere sectoren, zoals die van de dienstencheques, is er dan weer nauwelijks aandacht voor de klimaattransitie, hoewel poetshulpen bovenmatig vaak werken met schadelijke producten, voor henzelf en het milieu.
ESG’s bieden kansen
Sinds begin dit jaar zijn bedrijven in het kader van de Green Deal verplicht om een jaarlijkse rapportering te maken over verschillende aspecten van duurzaamheid, de zogenaamde ESG-criteria, milieu (environmental), sociaal (social) en bestuur (governance). Het gaat dan bijvoorbeeld over de CO2-uitstoot, de man-vrouwverdeling in bestuursraden, het personeelsbeleid, of informatie over het beheer van de relaties met je leveranciers, en impact op je toeleveringsketen.
Hoewel het zeker niet perfect is, is die verplichting een stap in de goede richting. Het zet duurzaamheid structureel op de agenda van Ondernemingsraden en Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk. Ook vakbondsafgevaardigden moeten dus over voldoende kennis beschikken om zo’n rapport te kunnen lezen en te weten welke info ze eruit kunnen halen. Dat hebben ze nodig om het gesprek met de werkgever aan te gaan.
Daarnaast is het de vraag of de officiële overlegorganen toereikend zijn om een grote omschakeling mogelijk te maken. Strikte agenda’s laten vaak geen momenten van co-creatie toe, waarbij alle werknemers betrokken worden. Een groot aantal van hen is immers wél bezig met het thema en beschikt over heel wat nuttige competenties, kennis en ideeën om een transitie van het bedrijf mee vorm te geven.
Er moet daarom gezocht worden naar manieren om werknemers te betrekken en van hen volwaardige stakeholders te maken. Wie vandaag slim wil ondernemen, maakt gebruik van de kennis op de werkvloer. Militanten spelen daarbij een sleutelrol. Zij hebben een netwerk op de werkvloer, kennen hun collega’s en weten welke competenties al aanwezig zijn.
Duurzaamheid in tijden van private equity
Met het project Mijn Bedrijf Toekomstproof zet Reset.Vlaanderen begeleidingstrajecten op in bedrijven samen met militanten. Hun kennis en ideeën tonen aan dat zij echt wel weten waarover het gaat. Er loopt onder meer een traject bij een private equity-bedrijf. Een zeer specifieke context, want het gaat om investeerders die elke drie jaar het bedrijf opnieuw verkopen, met het oog op winst uit de investering.
Dat creëert weinig aandacht voor verduurzaming. Dat wordt vooral gezien als kost. Maar de mensen die er werken, gaan natuurlijk langer mee. Tijdens het traject werd duidelijk dat zij echt wel bezig zijn met de verduurzaming van hun bedrijf. Dat ging veel verder dan specifieke issues, of de gewoonlijke polarisering tussen werkgever en werknemer. Zij hebben inzicht in de lange termijn en willen de volgende overnames mee beïnvloeden.
Militanten willen met het thema aan de slag, maar weten niet altijd goed hoe ze dat moeten aanpakken. Ondersteuning vanuit de vakbond, bijvoorbeeld met een vormingsaanbod, kan hen helpen. Dan gaat het niet enkel over de kennis over het thema, hoewel dat uiteraard ook nodig is.
Het gaat vooral over het proces. Hoe kunnen ze dit aanpakken? Hoe communiceren ze erover? Eigenlijk gaat het over een andere invulling van de syndicale werking. De vraag is hoe ze hun collega’s kunnen betrekken. Sommige militanten richten een werkgroep over duurzaamheid op, samen met collega’s die begaan zijn met het thema.
Op die manier kunnen kleinere initiatieven en projecten van onderuit starten. Die op het eerste gezicht kleine zaken kunnen een zeer grote impact hebben en de echte veranderingen een enorme duw in de rug geven. Het beïnvloedt de positie van de militant in de sociale overlegorganen en op de werkvloer.
De uitdaging daarbij is wel om ervoor te zorgen dat werknemers structureel betrokken worden bij het verduurzamen van het bedrijf, en niet enkel ad hoc-initiatieven kunnen nemen. Militanten hebben daarnaast nood aan inspiratie, zoals goede praktijkvoorbeelden van andere werkvloeren. Als ze zien hoe anderen succes boeken, willen ze het zelf ook proberen.
Gezien de complexiteit van het klimaatthema is er jammer genoeg niet één weg die overal en voor iedereen werkt. Elke sector, elk bedrijf is anders. Dat maakt dat elk traject een beetje zoeken is naar de juiste aanpak.
Elektrische wagens tot 40.000 euro
Maar als het gaat om de transitie van volledige sectoren of beleidsmaatregelen, botst het klimaatthema op meer weerstand. Er worden heel wat beslissingen genomen, waar mensen zich niet in herkennen, of wat voor hen helemaal niet haalbaar is. E
en van de meest sprekende voorbeelden is de subsidie bij aankoop van elektrische wagens tot 40.000 euro. Dat is voor doorsnee werknemers gewoonweg niet realistisch, terwijl die misschien wel bereid zou zijn de wagen te laten staan voor een efficiënte en betrouwbare bus of trein. Maar dat openbaar vervoer wordt intussen afgebouwd.
De essentie is dezelfde als in bedrijven. Er wordt te weinig geluisterd naar gewone mensen, en al helemaal niet de taal van gewone mensen gesproken. De ideeën worden meestal uitgedacht door diegenen die niet de gevolgen zullen voelen.
Het klimaatverhaal gaat ook altijd over gemiddelden. Maar gemiddeld is er geen probleem. De meeste studies tonen aan dat de klimaattransitie globaal geen jobs doen verdwijnen, op zich zeer positief, maar als arbeider in een chemische fabriek heb je aan zo’n statistiek helemaal geen boodschap. Zijn fabriek kan sluiten, en dan verdwijnt zijn job.
Belangrijk is dat mensen perspectief hebben. Er zijn immers nu eenmaal jobs die moeten veranderen, of zullen verdwijnen bij een klimaattransitie. Mensen willen weten wat ze in de plaats krijgen, en dat moet vooral iets zijn dat zij zelf haalbaar, evenwaardig en boeiend vinden. In de energiesector is een transitie op de arbeidsmarkt in volle gang.
Volgens een rapport van het Internationaal Energie Agentschap werken er wereldwijd nu al meer mensen in de sector van de hernieuwbare energie dan in die van de ontginning en verwerking van fossiele brandstoffen.
En wat blijkt? De vaardigheden die werknemers hadden voor de oude industrie verschillen niet zoveel van de vaardigheden die ze nu nodig hebben voor groene sectoren. Werknemers kunnen dus vrij gemakkelijk worden overgeplaatst. Dat is een positief verhaal, waar vakbonden mee naar de werkvloer kunnen, om mensen gerust te stellen en perspectief te bieden.
Audi
Over een aantal sectoren moeten we niettemin een fundamenteel debat durven voeren. Neem de auto-industrie. De ene na de andere verdwijnt uit ons land. Renault, Opel, begin dit jaar Van Hool en binnenkort wellicht Audi. Elke keer wordt op dezelfde manier op gereageerd: vol ongeloof, verontwaardiging, en vaak met een kwak belastinggeld om het bedrijf toch nog (tijdelijk) te redden.
In plaats van ad hoc en curatief te reageren, is een proactieve en open benadering nodig. Hebben we de sector nog nodig? Wat kan er in de plaats komen? Doordat we dat debat uit de weg blijven gaan, nemen angst en onzekerheid bij veel mensen toe. Het is aan bedrijven, overheden en vakbonden samen om toekomstscenario’s uit te tekenen. Dit is de enige manier om rust te krijgen in de samenleving.
Voor bepaalde bedrijven in de industrie zijn er ongetwijfeld mogelijkheden om hun productieprocessen om te schakelen. De kwestie is dan om er op tijd aan te beginnen. Op die manier kunnen de werknemers daarop voorbereid worden.
Anderzijds is er de nood aan opleiding. Volgens het rapport Green Skills Road Map voor Vlaanderen van duurzaamheidsconsulent Trinomics zal 26 procent van de banen aanzienlijke gevolgen ondervinden van de groene transitie. Daarvoor is omscholing nodig. Welke vaardigheden moeten de omschakeling naar nieuwe processen of zelfs een andere sector faciliteren?
Dat is een vraag waarover de vakbonden zich moeten buigen. Momenteel wordt nog te makkelijk gekeken naar de overheid. Maar het soort opleiding bepaalt natuurlijk al voor een groot deel het soort job dat er zal komen. Daarom moeten vakbonden vastleggen waar omscholing nodig is en hoe die best gebeurt. Ze moeten zelf proactief voorstellen doen om opleidingen mee vorm te geven.
Hittegolven en hevige regen
De bouwsector is een van de sectoren waar de nood aan omscholing het grootst is. Volgens onder meer het Federaal Planbureau en een studie van EU-agentschap Eurofound zal in de bouwsector netto het grootste aantal nieuwe banen gecreëerd kunnen worden. Daartegenover staat dat de sector niet de meest aantrekkelijke is, op vlak van loon en arbeidsvoorwaarden en op vlak van fysieke belasting. Praktijken van sociale dumping zorgen voor een slecht imago.
Nu al wordt de sector hard getroffen door de klimaatverandering. Hittegolven, hevige regenval en stormen hebben een invloed op de productiviteit en op de gezondheid van werknemers. Omdat de sector heel wat kleine ondernemingen telt, ontbreekt het een cultuur van opleiding. Kmo’s vallen bijvoorbeeld niet onder het toepassingsgebied voor het federale opleidingsrecht.
Tegelijkertijd verstrengt de regelgeving voor energiezuinig bouwen, en vergroot de aandacht voor duurzaam omgaan met en hergebruik van materialen en nieuwe woonvormen. Om de haverklap levert dat nieuwe technieken op, terwijl processen geautomatiseerd of gedigitaliseerd worden. Nieuwe technologieën kunnen taken verlichten, maar houden ook het risico in dat vakmanschap en werktrots verdwijnen.
Om de klimaattransitie in de bouwsector mogelijk te maken, zijn niet enkel nieuwe vaardigheden nodig, maar ook meer vakmensen. Daarom mag de omslag die nu gemaakt wordt niet enkel een antwoord zijn op het ecologische vraagstuk. Het is een opportuniteit om te kijken hoe de sector op sociaal vlak duurzaam en aantrekkelijk kan gemaakt worden.
In ieders belang
De klimaattransitie zal nieuwe sectoren doen groeien, zoals de circulaire economie. Daar zijn uiteenlopende vaardigheden nodig en verwacht men een grote nood aan omscholing. Ervaring en training on the job zullen er nodig zijn. Technische vaardigheden, en dus STEM-opleidingen, zijn cruciaal. Een opwaardering van die studierichtingen is dus urgent.
Op kleine schaal zien we hetzelfde in de repair-cafés. Wie weet nog hoe spullen te herstellen? Mensen met technische kennis worden steeds schaarser, en niet zelden hebben ze een migratieachtergrond. Het spreekt voor de ruimere context waarin de klimaattransitie plaatsvindt. Een bedrijf staat niet in een vacuüm. Er is een omgeving met natuur, buurtbewoners, een globale context.
Een eerlijke transitie vergt een ruime blik buiten het eigen belang. Voor de productie van elektrische wagens is bijvoorbeeld lithium nodig, en het heeft geen zin om onszelf op de borst te slaan voor een lagere CO2-uitstoot, als de lithiummijnen in Chili of Bolivia de omgeving aldaar zwaar vervuilen en omwonenden ziek maken.
Als de transitie goed wordt aangepakt, betekent ze jobkansen, verhoogde arbeidsnormen en minder ongelijkheid. Dan maken we de transitie rechtvaardig. Dan is ze systemisch en houdt ze rekening met alle perspectieven. Essentieel is om verbinding te vinden in het huidige gepolariseerde debat.
Die polarisering ontstaat doordat iedereen de verantwoordelijkheid bij een ander legt. De overheid, de markt, of het individu. Daar moeten we vanaf. Werkgevers en werknemers hebben beiden het grootste belang bij een eerlijke transitie. Vakbonden moeten hun plaats aan tafel opeisen. En misschien heeft de volgende federale regering een minister van Samenhang der dingen nodig.
Dit artikel verscheen eerder in ‘De Gids op Maatschappelijk Gebied’.