Skip to content
Home - Blog - Welke strategie voor een groene en sociaal rechtvaardige industriële transitie in Europa?

Welke strategie voor een groene en sociaal rechtvaardige industriële transitie in Europa?

De Europese Unie staat voor een cruciale uitdaging: hoe kan zij haar concurrentiepositie versterken ten opzichte van economische grootmachten als China en de Verenigde Staten, vooral op het gebied van groene technologieën? Om deze vraag te verkennen, spreken we met Ferdi De Ville, universitair hoofddocent Europese politieke economie aan de Universiteit Gent. De Ville biedt waardevolle inzichten in hoe de EU haar groene industrieën kan ondersteunen zonder in een ‘corporate welfare’-val te trappen. Hij pleit voor een strategisch, gecoördineerd industriebeleid dat zowel de sterke als zwakke regio’s binnen Europa ten goede komt, en benadrukt het belang van vakbonden om zich ook op Europees niveau te positioneren. In dit interview deelt De Ville zijn visie op hoe de EU de groene transitie kan benutten om haar economische positie te versterken, terwijl ze rekening houdt met sociale en regionale uitdagingen.

Hoe kan de EU effectiever concurreren met China en de VS op het gebied van groene industrieën, gezien hun dominantie in sectoren zoals elektrische wagens en zonne-energie?

“Door gerichte en voorwaardelijke steun aan producenten van groene technologieën waarvoor we niet te afhankelijk willen zijn van import van een dominante producent. Om te beginnen moeten we nadenken welke groene technologieën we zelf, voor een significant deel, willen produceren. Dat kan het geval zijn omdat we niet afhankelijk willen zijn van import van die technologieën omdat dit ons kwetsbaar maakt, of omdat er op dit moment een onderaanbod van deze technologie bestaat en we de productie zelf willen verhogen, of omdat die technologie zelf produceren positieve economische of duurzaamheidsspillovers teweegbrengt. En dat moeten we afwegen tegen de economische en milieukost van het zelf produceren van die technologieën. Misschien blijkt uit die analyse dat we bijvoorbeeld zonnepanelen niet zelf moeten willen produceren.

Aan die technologieën kunnen we dan verschillende vormen van steun verlenen, zoals bijvoorbeeld investerings- en productiesubsidies. Die steun kunnen we koppelen aan voorwaarden, bijvoorbeeld op vlak van milieu- of sociale condities van de productie of herinvesteringen van winsten.”

Welke concrete stappen kan de Europese Commissie nemen om het industriebeleid van de EU te verbeteren?

“Er zijn al heel veel initiatieven genomen, maar het belangrijkste is dat de Commissie meer de strategische keuzes doorheen de Europese Unie coördineert en ze helpt verzekeren dat het industriebeleid de cohesie van de Unie versterkt in plaats van verzwakt.”

Wat is het risico voor werknemers in een markt waarin EU-lidstaten door de markt tegen elkaar worden uitgespeeld om groene subsidies te ontvangen?

“In een worst case scenario draait de terugkeer van industrieel beleid uit op “corporate welfare” waarbij dominante bedrijven, zoals Tesla of Arcelor Mittal, subsidies krijgen voor investeringen die ze sowieso van plan waren te maken. Dat zou publieke middelen wegtrekken die niet elders kunnen ingezet worden, bijvoorbeeld in sociaal beleid. Bovendien zou dit voor meer concentratie in sectoren zorgen, wat ook in het nadeel van werknemers is.”

Wat moet de rol van vakbonden en werkgevers zijn in deze context van toegenomen concurrentie (globaal en intra-EU)?

“Het lijkt me vooral belangrijk dat vakbonden aandacht blijven hebben voor het grotere plaatje en voor algemene belangen en dat ze niet te eng naar de belangen binnen het eigen bedrijf of de eigen sector in eigen land kijken. Een onvoorwaardelijke subsidie die werkgelegenheid in een bedrijf in één Europese lidstaat beschermt ten koste van werkgelegenheid in een andere lidstaat zouden vakbonden niet moeten steunen. Vakbonden moeten dus over industriebeleid nadenken op interprofessioneel en Europees niveau.”

“Een onvoorwaardelijke subsidie die werkgelegenheid in een bedrijf in één Europese lidstaat beschermt ten koste van werkgelegenheid in een andere lidstaat zouden vakbonden niet moeten steunen.”

– Ferdi De Ville

Hoe zou een meer gecoördineerde, pan-Europese industriestrategie eruit kunnen zien? Welke voordelen zou die kunnen bieden voor zowel economisch zwakkere als sterkere regio’s?

“Een pan-Europese industriestrategie moet een evenwicht zoeken tussen investeringen stimuleren in die regio’s waar die investeringen het meest effectief en efficiënt zijn – vaak is dat in de vandaag al sterkere economische regio’s – en ervoor zorgen dat er ook voldoende investeringen vloeien naar achtergestelde regio’s, inclusief die regio’s die economisch het meest zullen lijden onder de groene transitie (bv. omdat ze een hoge concentratie van werkgelegenheid in “bruine” sectoren kennen). Dat betekent dat toekenning van projecten op Europees niveau deels gebaseerd moet zijn op competitieve allocatie (tenders, auctions) en deels een vorm van “place-based industrial policy” moet inhouden (in lijn met bestaande EU-programma’s zoals het cohesieprogramma).”

In Polen, Slowakije en Tsjechië is er de zogenaamde “warmtepompvallei”. Hoe kunnen soortgelijke regionale innovatie- en productiehubs in andere delen van de EU gestimuleerd worden?

“Dat is deels een spontaan proces. Zulke industriële districten ontstaan automatisch omdat clustering voor verschillende voordelen voor producenten zorgt. Denk aan nabijheid van toeleveranciers en afnemers, makkelijke circulatie van innovatie, gespecialiseerde onderzoeks- en opleidingsinstituten die zich in die valleien vestigen, etc. Dat maakt bedrijven in zulke districten productiever, en is dus vanuit competitiviteitsoogpunt te stimuleren. Anderzijds kan dit net botsen met de doelstelling om ook perifere regio’s te laten mee profiteren van de groene transitie. Het kan dus ook interessant zijn om zulke valleien actief te gaan stimuleren in regio’s waar deze nog niet bestaan. Maar zulke districten top-down oprichten is niet simpel.”

Hoe kan de EU effectief overheidssteun bieden aan groene industrieën die nog niet winstgevend zijn, zonder ineffectieve uitgaven te riskeren?

“We moeten hier een onderscheid maken tussen steun aan mature technologieën en steun aan nieuwe, innovatieve industrieën. In het eerste geval is het belangrijk om vooral te investeren in de meest efficiënte bedrijven, omdat je anders dreigt geld te pompen in bedrijven die uiteindelijk toch ten onder gaan.
Voor innovatieve sectoren is het vaak onmogelijk om op voorhand te weten welke technologieën en bedrijven succesvol zullen worden. Daar zijn ineffectieve uitgaven onvermijdelijk, part of the game. De overheid moet hierin een “portfolio benadering” hanteren, en in verschillende bedrijven investeren – en liefst participeren – in de wetenschap dat slechts een fractie succesvol zal zijn. Het is belangrijk dat dit ook zo gecommuniceerd wordt, zodat de tegenstanders van industriebeleid en een sterke rol van de overheid niet naar (onvermijdelijke) mislukte investeringen kunnen verwijzen als een bewijs dat de overheid niet in staat is om “winnaars te kiezen”.”

“Voor innovatieve sectoren is het vaak onmogelijk om op voorhand te weten welke technologieën en bedrijven succesvol zullen worden. Daar zijn ineffectieve uitgaven onvermijdelijk, part of the game.”

Is het wenselijk om  energie-intensieve industrieën te verplaatsen naar regio’s met goedkopere energie? Welke voor- en nadelen kan dit teweeg brengen?

“Dit moet inderdaad een onderdeel van de aanpak zijn. Vooral dan voor die industrieën waarvoor we niet helemaal afhankelijk willen zijn van import uit één dominant land, maar waarbij er ook redenen zijn waarom we die energie-intensieve producten niet noodzakelijk zelf willen produceren (te inefficiënt, te arbeidsintensief, etc.). Dan is diversificatie naar landen met goedkopere, en liefst hernieuwbare, energie een beter alternatief dan zelf produceren. Dit kan trouwens ook helpen om ons industriebeleid politiek meer aanvaardbaar te maken in landen in de rest van de wereld, inclusief in het globale zuiden, en een antwoord bieden op verwijten dat ons nieuw industrieel beleid een verkapte vorm van protectionisme is.”