De strijd tegen de privatisering van de Vlaamse zorgsector gaat ook de klimaatbeweging aan. Want zonder sterke openbare diensten is een sociaal rechtvaardige transitie onmogelijk.
Openbare diensten zijn dé beleidsinstrumenten bij uitstek voor een sociaal rechtvaardig klimaatbeleid. Ze dragen immers bij tot een grotere sociale gelijkheid door hun herverdelende werking en zorgen er zo voor dat niemand uit de boot valt. Wanneer zorg en onderwijs georganiseerd zijn als openbare diensten, kunnen we allen steunen op een extra inkomen. Dat is zeker zo voor de kleine en gemiddelde verdieners. Volgens een onderzoek van de OESO zouden de 20 procent armste gezinnen zelfs tot 76 procent van hun beschikbare inkomen besteden aan onderwijs en zorg mochten dit private diensten zijn die men individueel moet aanschaffen op de markt.
Zorg en onderwijs, maar evengoed het openbaar vervoer, vertegenwoordigen ook duurzame koopkracht. Het zijn diensten met een laag materiaal- en energieverbruik, onder andere ook doordat het collectieve eerder dan individuele vormen van consumptie zijn. Het is dan ook niet verwonderlijk dat openbare diensten bijdragen tot meer levenskwaliteit en maatschappelijk welzijn. We zullen de komende decennia een sprong moeten maken naar een samenleving waarin onze stofwisseling met de natuur precies tot doel heeft om de levenskwaliteit van iedereen te garanderen binnen de planetaire grenzen. Een dergelijke samenleving kunnen we met de Gentse degrowth-econoom Jonas Van der Slycken gerust ecosocialisme noemen.
“Volgens een onderzoek van de OESO zouden de 20 procent armste gezinnen zelfs tot 76 procent van hun beschikbare inkomen besteden aan onderwijs en zorg mochten dit private diensten zijn die men individueel moet aanschaffen op de markt.”
Dries Goedertier, Adviseur Studiedienst ACOD
Openbare diensten moeten daarin dus een centrale plaats bekleden. Volgens de antropoloog Jason Hickel is het met sterke openbare diensten en een universele sociale bescherming mogelijk om het goede leven voor iedereen mogelijk te maken zonder dat onze economie verder moet groeien. Met zijn sterke sociale zekerheid en openbare diensten voldoet België volgens onderzoekers al lang aan deze condities. Ons land zou dus zijn energie- en materiaalverbruik drastisch kunnen terugschroeven zonder in te boeten op de bevrediging van maatschappelijke noden inzake zorg, onderwijs, voeding en huisvesting. We zullen natuurlijk wel de openbare diensten verder moeten uitbouwen en ook zorgen voor goede loon- en arbeidsvoorwaarden voor de talloze mensen die dagelijks het beste van zichzelf geven om die diensten draaiende te houden.
Volgens de antropoloog Jason Hickel is het met sterke openbare diensten en een universele sociale bescherming mogelijk om het goede leven voor iedereen mogelijk te maken zonder dat onze economie verder moet groeien.
Academisch onderzoek kan helpen bij de feitelijke onderbouwing van een nieuwe maatschappelijke horizon, voorbij het groeiverslaafde kapitalisme. Optimisme van de wil is cruciaal. De obstakels zijn echter groot. De ijzeren logica van het kapitaal reduceert mens en natuur tot koopwaar om de accumulatie op gang te houden. Ook de openbare diensten hebben de dans niet ontsprongen. Sinds decennia hebben allerlei vormen van privatisering bijgedragen tot een onderwerping van de openbare diensten aan de winst- en groeilogica van het kapitaal. Zeker in de Angelsaksische wereld, maar evengoed in de EU, zijn ze verworden tot publiek gesubsidieerde dienstenmarkten. Bankiers, vastgoedbedrijven, verzekeringsmakelaars, dienstenmultinationals en consultancy-bedrijven slaan er munt uit door te besparen op de loon- en arbeidsvoorwaarden. De kwaliteit van de dienstverlening én het leven staan daardoor op de helling.
“Sinds decennia hebben allerlei vormen van privatisering bijgedragen tot een onderwerping van de openbare diensten aan de winst- en groeilogica van het kapitaal.”
Zeker in de zorgsector – die voor de reproductie van het leven van vitaal belang is – hebben commercialisering en privatisering veel schade aangericht. Ook in Vlaanderen. Commerciële zorgketens hebben 27 procent van de sector in handen. Vaak hebben ze hun gebouwen verkocht aan gespecialiseerde zorgvastgoedfondsen om middelen vrij te krijgen voor hun expansie of gewoonweg een vlugge meerwaarde te boeken. Deze fondsen verhuren deze gebouwen terug op basis van triple net lease– overeenkomsten die bovenop een torenhoge huurprijs ook andere kosten bij de huurder leggen. De zorgketens kunnen alleen winst maken mede dankzij de overheidssubsidies die ze ontvangen. Personeel en zorgbehoevenden betalen niettemin het gelag. Een minimale personeelsbezetting en een torenhoge werkdruk vertalen zich maar al te vaak in een weinig kwalitatieve zorg. Voor een ondersteunende knuffel of een goed gesprek is er zelden tijd wanneer alles in teken van schaalvergroting en winst staat. Ook andere maatschappelijke doelen, zoals de versterking van de zorg in functie van klimaatadaptatie, zijn slechts bijzaak voor CEO’s en financiers die niets anders dan hun bottom line in de gaten houden.
“Een minimale personeelsbezetting en een torenhoge werkdruk vertalen zich maar al te vaak in een weinig kwalitatieve zorg. Voor een ondersteunende knuffel of een goed gesprek is er zelden tijd wanneer alles in teken van schaalvergroting en winst staat.”
In Vlaanderen krijgen de 107 commerciële woonzorgcentra die gelinkt zijn aan de drie grootste zorgvastgoedfondsen samen jaarlijks 250 miljoen euro subsidies van de Vlaamse overheid. Daarvan vloeit 93 miljoen euro weg naar de zorgvastgoedfondsen en hun aandeelhouders. 93 miljoen euro per jaar wordt dus niet gebruikt waarvoor het dient, namelijk de zorg voor onze ouderen. Ons belastinggeld spekt de dividenden van beursgenoteerde vastgoedgroepen. Op die manier krijg je niet alleen een privatisering, maar ook een financialisering van de zorgsector. Het verwijst naar de prominentie van financiële markten, spelers en logica’s in het mondiale kapitalisme. Pensioenfondsen, banken en inderdaad vastgoedfondsen leggen zich toe op de lucratieve koop en verkoop van openbare en sociale infrastructuur. Ze specialiseren zich in financiële spitstechnologie om publieke middelen te onttrekken aan gesubsidieerde maar privaat geleverde openbare diensten.
In Vlaanderen krijgen de 107 commerciële woonzorgcentra die gelinkt zijn aan de drie grootste zorgvastgoedfondsen samen jaarlijks 250 miljoen euro subsidies van de Vlaamse overheid. Daarvan vloeit 93 miljoen euro weg naar de zorgvastgoedfondsen en hun aandeelhouders. 93 miljoen euro per jaar wordt dus niet gebruikt waarvoor het dient, namelijk de zorg voor onze ouderen.
De financiële sector onttrekt waarde aan de economie en samenleving. Ze brengt niets nuttig voort vanuit productief oogpunt. De Vlaamse regering geeft de financiële praktijken van waarde-extractie een sterke duw in de rug, met name in de zorgsector. Ze wil dat openbare welzijnsverenigingen (met name het Zorgbedrijf Antwerpen) hun eigen naamloze vennootschappen kunnen oprichten om er vastgoed, personeel, erkenningen en subsidies in onder te brengen. Bovendien wil ze die vennootschappen ook openstellen voor private participaties. Een welzijnsvereniging zou bijvoorbeeld een vennootschap kunnen oprichten met één van de grote zorgvastgoedfondsen voor het beheer van haar infrastructuur. Deze vennootschap zal dan de infrastructuur verhuren aan de uitbater van de sociale dienstverlening. De private vastgoedinvesteerder kan vervolgens een deel van de huurinkomsten opstrijken. Aldus dringt een winstlogica binnen die zich zal uiten in een druk op de uitbater van de zorg om te besparen op personeel en zorgkwaliteit.
“De Vlaamse regering geeft de financiële praktijken van waarde-extractie een sterke duw in de rug, met name in de zorgsector.”
Parlementsleden van de drie Vlaamse meerderheidspartijen (N-VA, Open VLD, CD&V) dienden in november vorig jaar een voorstel van decreet in om dit mogelijk te maken. Nota bene tijdens de tweede coronagolf, toen het zorgpersoneel al op zijn tandvlees zat. Toen al lang duidelijk was dat de grootste menselijke drama’s zich vooral hadden afgespeeld in de rusthuizen van de landen met een voornamelijk geprivatiseerde ouderenzorg (Canada, Spanje, het Verenigd Koninkrijk). Er is gelukkig ook goed nieuws. Dit privatiseringsdecreet is nog steeds niet gestemd. Dankzij het hardnekkige en doeltreffende verzet van de vakbonden, de mutualiteiten, de zorgkoepels, verschillende welzijnsverenigingen en de progressieve oppositiepartijen PVDA, Vooruit en Groen.
Parlementsleden van de drie Vlaamse meerderheidspartijen (N-VA, Open VLD, CD&V) dienden in november vorig jaar een voorstel van een zogenaamd ‘privatiseringsdecreet’ in. Nota bene tijdens de tweede coronagolf, toen het zorgpersoneel al op zijn tandvlees zat.
Het komt er nu op aan de druk hoog te houden. Ook de klimaatbeweging heeft daarin dus een belangrijke rol te vervullen. Openbare diensten kunnen immers inderdaad een cruciale schakel zijn in een sociaal rechtvaardige economie die zorg draagt voor mens en natuur. In de ogen van multinationals en financiers zijn het echter slechts instrumenten om op kosten van de samenleving nog meer private winsten te vergaren. De privatisering van de openbare diensten versterkt de winst- en groeilogica en draagt zo bij tot een verdieping van de klimaatcrisis. We zullen onze openbare diensten dus terug moeten opeisen voor het algemeen belang. In een nieuw boek stellen Marie-Monique Franssen, Dirk Holemans en Philsan Osman een cruciale vraag. Kan zorg, gebaseerd op emancipatie, verbondenheid en generositeit, een nieuw vertrekpunt voor onze samenleving zijn? Ik denk het wel. En net daarom moeten we met verenigde kracht de privatisering van de Vlaamse openbare zorg een halt toeroepen.
Dries Goedertier, adviseur studiedienst ACOD