De coronacrisis was geen toegangspoort tot een nieuwe, betere wereld, noch naar een zorgeloos Rijk van de Vrijheid. Wel tot een tijdperk waarin de geschiedenis in stroomversnelling lijkt te raken, waarin geflirt wordt met oorlog tussen kernmachten, klimaatvoorspellingen – voor zover dat mogelijk was – nog verontrustender worden, en het dagelijks leven voor sommigen onbetaalbaar wordt. Europese regeringen moeten toegeven dat wat klimaatwetenschappers en -activisten al decennia roepen, nu ook een geopolitieke en economische noodzaak is: we moeten afkicken van fossiele brandstoffen.
Toen begin maart duidelijk werd dat Rusland en Europa op ramkoers zouden raken, klopte Frans Timmermans, Europees vice-president voor de Europese Green Deal, op tafel met het detox-recept dat hij een aantal maanden eerder al voorstelde. “Fit for 55” moet Europa klimaatneutraal maken tegen 2050, en haar CO2-uitstoot tegen 2030 met 55% verminderen.
Denktank Minerva en Reset.Vlaanderen publiceren deze maand een uitgebreide doorlichting van dat beleidspakket, in opdracht van het Open Society Europe Policy Institute. Fit for 55 is geen perfect pakket, is ambitieuzer dan nationaal klimaatbeleid, ook op vlak van sociale rechtvaardigheid. Het gevaar loert dat nationale regeringen in een onzekere context geloven dat ze de keuze voor radicaal en sociaal klimaatbeleid nog wel even voor zich uit kunnen schuiven, en vervallen in het toekennen van fossiele subsidies en een beleid dat de ongelijkheid verder op scherp zet. Het is daarom belangrijker dan ooit dat de sociale dimensie van het Fit for 55 pakket gevrijwaard en zelfs versterkt wordt.
De Europese Green Deal en het Fit For 55 pakket
In de zomer van 2021, tussen apocalyptische overstromingen en droogtes en een klimaatrapport dat code rood voor de mensheid uitriep, schoof de Europese Commissie een historisch pakket aan wetsvoorstellen naar voren in het kader van de Europese Green Deal. Niet veel eerder had de EU zich er met een Europese Klimaatwet wettelijk toe verbonden om tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent te worden, met de tussentijdse doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 55% te verminderen ten opzichte van 1990.
Het feit dat de Commissie zo’n pakket presenteert, betekent echter nog niet dat het direct uitgevoerd wordt. Daarvoor moet er een akkoord komen in het Europees Parlement en tussen de nationale regeringen van de lidstaten. Die onderhandelingen zijn momenteel nog volop aan de gang, en de huidige energieproblematiek zet elk onderdeel van het pakket op losse schroeven. Het idee dat de Europese leiders het grotere klimaatplaatje in tijden van crisis uit het oog dreigen te verliezen is zeer zorgwekkend, want de sociale dreiging van stijgende energieprijzen valt in het niet naast de sociale dreiging die klimaatverandering stelt.
Dankzij de klimaatwet is enkel aan de ambitie van 55% uitstootvermindering tegen 2030 niet meer te tornen. Uiteraard redden we zo’n doelstelling alleen als er op tijd, effectief en doortastend beleid gevoerd wordt. Daarvoor moet het ‘Fit for 55’-pakket instaan.
Een belangrijk voorstel uit het pakket snijdt de Europese klimaatdoelstelling op in bindende doelen per lidstaat, waarbij welvarende landen als Duitsland, Nederland en Frankrijk hun uitstoot sneller moeten terugbrengen dan landen als Italië, Polen of Roemenië. Zoals dat gaat bij Europese richtlijnen, kunnen de lidstaten zelf invullen hoe ze die doelstellingen bereiken.
Ook is er een richtlijn over hoe lidstaten vervuilende energie zwaarder kunnen belasten, en hernieuwbare energie fiscaal aantrekkelijker gemaakt kan worden. Andere doelstellingen uit het pakket betreffen land- en bosbeheer, beleid voor energiebesparing en het opvoeren van de productie en het gebruik van hernieuwbare energie.
Naast doelstellingen waar lidstaten op hun eigen manier moeten raken, zijn er domeinen waarin de EU concretere regels kan afdwingen die overal gelden, vooral waar het gaat om het standaardiseren van producten op de interne markt. Daar speelt Fit for 55 op in met strengere regels en CO2-standaarden voor nieuw geproduceerde auto’s en andere voertuigen, en voor nieuwe infrastructuur die de elektrificatie van het wagenpark versneld moet realiseren.
Het systeem van Europese Emissiehandel
Het sterkste, meest directe – en tevens meest omstreden – instrument van het Europees klimaatbeleid is het Europees Emissiehandelssysteem of ETS, waarmee een prijs verbonden wordt aan CO2-uitstoot. Het principe achter zo’n emissiehandelssysteem is eenvoudig: de totale hoeveelheid toegestane emissies wordt beheerst door een grootschalig ‘cap and trade’-systeem voor broeikasgasemissies te creëren: er mag in een bepaald jaar maximaal zoveel ton CO2 uitgestoten worden, en grote bedrijven in vervuilende sectoren moeten voor elke ton CO2 die ze uitstoten dan ook een ‘emissierecht’ kunnen voorleggen – die ze echter ook, wanneer ze hun uitstoot sneller terugdringen door klimaatinvesteringen, kunnen doorverkopen.
Sommige grote bedrijven krijgen die rechten gratis toegekend, een ander deel van de emissierechten wordt door de Commissie geveild, waardoor er een markt ontstaat waarop ook bedrijven die rechten over hebben aan het handelen slaan. In de loop der jaren wordt de ‘cap’ of het plafond aan beschikbare emissierechten verlaagd, waardoor uitstoten steeds duurder wordt en de marginale kost van besparen of overschakelen op zuinige energiebronnen overstijgt.
Het bestaande systeem ETS1
Sinds 2005 is er zo’n systeem voor producenten van energie en voor de zware industrie, en voor een (klein) deel van de commerciële luchtvaart. Dat systeem noemen we ETS1. Het omvat meer dan 11.000 bedrijven, goed voor zo’n 45% van de totale broeikasgasemissies (in de EEA). In Fit for 55 stelt de Commissie voor om ETS1 te verstrengen door het aantal emissierechten in omloop sneller te verminderen.
Tot een aantal jaar geleden waren er veel te veel emissierechten in omloop. De grootste en meest vervuilende bedrijven kregen vaak de meeste gratis emissierechten, en hebben die later, toen de prijzen stegen, met mooie winsten verkocht.
Grote bedrijven kregen die gratis emissierechten om hen zo te beschermen tegen buiten-Europese concurrentie: als zij moeten betalen voor hun uitstoot, en die andere buitenlandse bedrijven niet, dreigt immers dat we kiezen voor de goedkopere, klimaatonvriendelijkere buiten-Europese productie, of dat bedrijven hun productie simpelweg verschuiven naar andere oorden.
Een in Fit for 55 voorgestelde importheffing aan de Europese grens op CO2-intensieve producten moet voorkomen dat het Europese klimaatbeleid ondergraven wordt door het verschuiven van de productie naar landen waar vervuiling prijsloos is, maar even verwoestend voor het klimaat. Het haalt zo meteen ook het enige argument onderuit voor het toekennen van gratis emissierechten aan bedrijven binnen de EU.
Het nieuwe systeem ETS2
Een ander omstreden element uit Fit for 55 is een nieuw, apart emissiehandelssysteem, ETS2, dat betrekking heeft op gebouwen en transport. Belangrijk, want het halen van de klimaatdoelstellingen vraagt niet minder dan een aardverschuiving in deze sectoren. Maar ook gevoelig, omdat het gaat om belangrijke uitgavenposten van gezinnen, met name voor de lagere inkomens. Juist voor hen ligt de drempel om te investeren in een energiezuinige levensstijl – de blitse tesla of energieneutrale woning – veel te hoog, zelfs al zou die investering zich op den duur terugbetalen.
Plaats daartegenover dat de ecologische voetafdruk van lage inkomensgezinnen juist beduidend lager ligt dan die van midden- of hogere inkomens, laat staan dan van de allerrijksten. En dat economisch kwetsbare groepen ook nog minder weerbaar, minder verzekerd en minder in staat zijn om te verhuizen bij (dreigende) klimaatrampen. Dat alles maakt klimaatbeleid dat de zwaarste inspanningen vraagt van sociaal kwetsbare groepen bijzonder onrechtvaardig.
Sociale compensatie in Fit For 55
In het Fit for 55 pakket, en haar communicatie daarrond, toont de Europese Commissie zich niet blind voor dat gegeven. Alleen al de titel van een ‘Europese Green Deal’ verwijst naar een door investeringen van de overheid getrokken project waar gewone burgers bij moeten winnen, geïnspireerd door de “Green New Deal” economics. Fit for 55 is doorspekt van het discours van de rechtvaardige transitie. Van de vervuiler betaalt, tot ‘leaving no one behind’.
Inhoudelijk krijgt die sociale ambitie binnen de Europese Green Deal vorm in een aantal compensatiemechanismen, zoals het Sociaal Klimaatfonds. Dit fonds moet de transitie voor individuele burgers in kwetsbare posities vergemakkelijken, ongeacht waar zij wonen. Het moet gefinancierd worden door de veilingen van emissierechten in ETS2, en zou zo’n 144.4 miljard moeten omvatten (of 72.2, indien de lidstaten niet bereid zijn een deel van hun opbrengsten aan ETS2 terug te storten in het fonds).
Om aanspraak te maken op geld uit het fonds, moeten lidstaten sociale Klimaatplannen opstellen, die ze voorleggen aan de Europese Commissie. Daarin zetten ze uiteen voor welke projecten ze het geld zullen gebruiken, en hoe die de meest kwetsbare burgers en gemeenschappen zullen helpen in de transitie. In het wetsvoorstel wordt wel een reeks aan mogelijke projecten naar voren geschoven. Daarin ligt de nadruk op het isoleren en renoveren van woningen voor kwetsbare groepen, het aanbieden van toegankelijk en kwaliteitsvol openbaar vervoer, toegang tot hernieuwbare energie en een zuinig vervoermiddel, het aanbieden en stimuleren van betere verzekering en indien noodzakelijk zelfs compensatie voor inkomensverlies of schadevergoedingen voor kwetsbare groepen in de transitie.
Qua besluitvorming lijkt het Sociaal Klimaatfonds dus op de nationale herstelplannen, gefinancierd door het Europees corona-reddingsfonds. Ze komen tot stand in overleg tussen regeringen en de Europese Commissie. Voor de herstelplannen bleek daarin onvoldoende ruimte voor inspraak door middel van publiek of parlementair debat, of vanuit het middenveld. Wanneer de Sociale Klimaatplannen opgesteld worden, is het cruciaal dat die stem wel wordt opgeëist. Omdat klimaatbeleid staat of valt bij brede publieke steun, maar ook omdat nationale regeringen zich in het verleden weinig kundig toonden in het doen aankomen van subsidies voor bijvoorbeeld zonnepanelen en isolatie bij de groepen die ze daadwerkelijk nodig hebben.
Klimaatbeleid, stijgende energieprijzen en kwetsbare groepen
Vanuit sommige hoeken klonk het de afgelopen maanden al dat de huidige energieprijzen te wijten zijn aan het Europees klimaatbeleid. De combinatie van een koude winter en lente in 2021, de snelle heropleving van de economie na corona, onverwachte werken op Noorse sites, langdurige onderhoudswerken aan Franse kerncentrales, en de recent groeiende onzekerheid over de Russische aardgastoevoer hebben allemaal hevige speculatie op de energiemarkt in de hand gewerkt, met prijseffecten waarbij de impact van de Europese emissiehandel (of de geschatte impact van emissiehandel op basis van de Fit for 55 voorstellen) in het niet valt.
De huidige context stelt de noodzaak van een Europese overstap naar duurzame en lokale energiebronnen op scherp, maar dreigt tegelijkertijd de sociale en ecologische doelstellingen van het Europees klimaatbeleid in het gedrang te brengen. Want welke Europese regeringsleider durft nu nog thuis te komen uit Brussel met een akkoord dat brandstof duurder maakt? En als er iets is dat op Europees niveau steeds sneuvelt in tijden van crisis, dan is het onderlinge solidariteit in de begroting. Hier: het idee dat de hardwerkende Nederlander moet bijdragen aan het renoveren van een Pools woningblok of de vergroening van een Spaanse stad. Maar dat is wel wat het Sociaal Klimaatfonds vraagt.
Wat een unieke mogelijkheid voor de energietransitie kan zijn, dreigt te veranderen in verhoogde subsidiëring van vervuilende verbrandingsstoffen uit het verleden, waarbij we de klimaatcrisis verder in de hand werken en vergeten om de prijs van de nodige omslag te verhalen op grote bedrijven en groepen in de samenleving die ze wél kunnen betalen. Neem het energieakkoord van de federale regering, waarin het gebruik van twee kernreactoren verlengd wordt én nieuwe gascentrales gesubsidieerd worden, zonder garanties met betrekking tot de bijdrage van energieproducenten die monsterwinsten scheppen uit deze crisis, noch plannen om fossiele subsidies als tankkaarten en bedrijfswagens aan te pakken. Regeringen lijken het makkelijker en electoraal lonender te vinden om accijnzen op brandstoffen te verlagen, waar vooral grote kilometervreters bij winnen, dan om de nodige investeringen te doen om ons onafhankelijker te maken van die fossiele brandstoffen – zoals het aantrekkelijker maken van openbaar vervoer, investeringen in veilige fietsinfrastructuur, en grootschalige isolatie in kwetsbare wijken.
Stijgende energieprijzen zijn een probleem wanneer ze gezinnen en kleine bedrijven wurgen in een strop van onbetaalbare basisbehoeften. Maar dat geldt niet voor iedereen. Voor het deel van de economie en samenleving dat de mogelijkheid wél heeft om over te stappen op duurzame alternatieven en energiebesparende maatregelen, hoeft de overheid vervuilende energie niet te subsidiëren. De beste compensatie is niet het verzachten van een rekening waarvoor we (via vervuiling) in de toekomst de hoge prijs van klimaatverandering betalen. Maar wel het aanreiken van duurzame, energiebesparende en toekomstbestendige alternatieven, als eerste voor de kwetsbaarste groepen.
Fit for 55 is geen perfect pakket, maar met het Sociaal Klimaatfonds lijkt het die redenering begrepen te hebben. Het schuift klimaatambities naar voren die onze veiligheid beter beschermen dan een nucleair arsenaal. Laten we daarom hopen dat de regeringsleiders zich scharen achter het pakket, en dat met name het Sociaal Klimaatfonds de onderhandelingen tussen Europese regeringen overleeft.
Louise Hoon (Denktank Minerva) en Karel Pype (Reset.Vlaanderen)
Dit artikel verscheen eerder in Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 4 (april)