Skip to content
Home - Blog - Nieuwe Europese begrotingsregels: bondgenoot of belemmering voor een eerlijke transitie?

Nieuwe Europese begrotingsregels: bondgenoot of belemmering voor een eerlijke transitie?

De komende weken stellen we een aantal sprekers van onze komende herfstschool voor. We legden hen enkele vragen voor als kleine teaser voor hun verhaal op de herfstschool.

Hielke Van Doorslaer is wetenschappelijk medewerker bij Denktank Minerva en doctor in de internationale politieke economie en heeft het over de catch 22 die ontstaat door de nieuwe Europese begrotingsregels: maken we echt snel werk van een eerlijke transitie of streven we meer economische en politiek-militaire slagkracht na? De keuze dringt zich op in een context van een terughoudend en strak begrotingsbeleid, wat ervoor zorgt dat beide keuzes, die massale investeringen vragen, op zich onmogelijk zijn.

Eerder dit jaar keurde het Europees Parlement nieuwe Europese begrotingsregels goed voor de lidstaten. Waar komen die nieuwe begrotingsregels samengevat op neer? 

De nieuwe begrotingsregels houden vast aan de mythische ‘Maastrichtnormen’, een set dwingende maar eerder willekeurig en weinig wetenschappelijke referentie- en drempelwaarden met betrekking tot staatschulden en begrotingstekorten (maximaal 60 procent schuldgraad en maximaal 3 procent begrotingstekort) en blijven zo gevangen in dezelfde (gefaalde) logica als de oude begrotingsdoelstellingen. Bovendien werden in de nieuwe regels nog enkele extra ‘veiligheidsclausules’ aan toegevoegd: landen met een schuldgraad boven de 90 procent van het bbp (zoals België) zullen hun schuld jaarlijks met minstens één procentpunt moeten verminderen en lidstaten zullen hun begrotingstekort op middellange termijn niet langer onder de drie procent van het bbp, maar wel tot maximaal anderhalf procent moeten terugdringen.

Wat betekent dit voor België, op begrotingsvlak?

 Lidstaten die die vooropgestelde drempelwaarden overschrijden krijgen strikte referentietrajecten opgelegd die hen tot snelle en scherpe besparingen veroordelen. Voor België betekenen de nieuwe voorschriften een besparingsoefening van zo’n 27 à 30 miljard euro (gespreid over vier, dan wel zeven jaar).   

We moeten snel massaal investeren om de klimaatcrisis te bedwingen, maar worden tegelijk geconfronteerd met de eis om schulden snel af te bouwen. Wat betekent dit voor de noodzakelijke investeringen in een sociaal-rechtvaardige transitie?

De nieuwe regels confronteren Belgische en Europese beleidsmakers met een ‘onmogelijk’ beleidstrilemma. Een snelle en ordelijke transitie bewerkstelligen, meer economische en politiek-militaire slagkracht nastreven en tezelfdertijd een terughoudend en strak begrotingsbeleid voeren zijn onderling onverenigbare beleidsdoelstellingen. De eerste twee beleidsprioriteiten vergen extra uitgaven en investeringen, terwijl de derde beleidsprioriteit dat net onmogelijk maakt. De Maastricht-normen botsen dus met de NAVO-norm (defensie-uitgaven boven de twee procent van het bbp) en de Parijs-norm (klimaatopwarming onder anderhalve graad houden). De tragedie van het Europese begrotingskader ligt dus in feit dat noodzakelijke investeringen in industrie-, defensie-, klimaat-,  en sociaal beleid zullen moeten wedijveren indien ook aan doelstelling van strenge begrotingsdiscipline gehoorzaamd moet  worden.

De nieuwe regels confronteren Belgische en Europese beleidsmakers met een ‘onmogelijk’ beleidstrilemma: een snelle en ordelijke transitie bewerkstelligen, meer economische en politiek-militaire slagkracht nastreven en tezelfdertijd een terughoudend en strak begrotingsbeleid voeren zijn onderling onverenigbare beleidsdoelstellingen.”

Hielke Van Doorslaer

De nieuwe regels leiden daarmee tot een catch 22-situatie: het verwaarlozen van het transitiebeleid zou de kosten van klimaatmitigatie en -adaptatie op de middellange termijn doen stijgen en de EU en België net kwetsbaarder maken voor nieuwe klimaat- en energieschokken. Bij het lossen van ‘strategische autonomie’ als beleidsdoelstelling lonkt economische stagnatie, verlies aan competitiviteit en militaire verzwakking. Terwijl het niet volgen van de regels dan weer tot de Europese strafbank leidt (met eventuele financiële sancties tot gevolg).

Hoe kijk je zelf naar de nieuwe begrotingsregels?

Ik kijk er naar met zeer sceptische blik. Ten eerste omdat de eenzijdige focus op kwantitatieve begrotingsdoelstellingen andere maatschappelijke uitdagingen ondergeschikt dreigt te maken aan de vooropgestelde schuldreductie. Dat komt neer op een omkering van middel en doel. Het gevaar van de blijvende nadruk op kwantitatieve doelstellingen schuilt in boutade ‘hitting the target, missing the point’. Of: slaaf worden van de doelstelling, ook al is die inhoudsloos en onzinnig.

Ten tweede dreigen de regels belangrijke maar miskende ‘spillover’ effecten te genereren. Het is niet alleen België dat zal moeten besparen, maar ook grotere lidstaten als Frankrijk en Italië zullen gedwongen worden de broeksriem aan te halen. Duitsland en Nederland zullen het om dogmatische redenen eveneens doen. Als alle lidstaten samen bezuinigen dreigt de interne markt echter verscheurd te worden en maken we ons economisch model opnieuw afhankelijker van externe partijen.

Ten derde faalt de besparingslogica op haar eigen termen: in veel gevallen leiden bezuinigingen juist tot een hogere overheidsschuld, net omdat de economische activiteit afneemt, waardoor belastinginkomsten dalen en zo sociale uitgaven stijgen. Zo dreigt een vicieuze cirkel. Terwijl het oorspronkelijke doel van de besparingen was om de schuldpositie te verbeteren, dreigt de schuldgraad net te stijgen vanwege de negatieve effecten van de besparingen op het bbp en de economische groei. Dat is exact wat er gebeurde tijdens de eurocrisis. Willen we echt terug die kant uit? 

De vraag die gesteld moet worden is of de enge focus op het afbouwen van de schuld en het begrotingstekort vandaag wel nodig, wenselijk en doeltreffend is. Het antwoord daarop is eigenlijk altijd genuanceerd ‘nee’. We bevinden ons vandaag in een heel andere situatie dan in de jaren ’80. Een ruwe houdbaarheidsanalyse maakt duidelijk dat de schuldratio op lange termijn wel degelijk neigt af te nemen (al stabiliseert die weliswaar op hoog niveau). Het gevreesde sneeuwbaleffect blijft achterwege. Daarnaast investeren andere mogendheden (VS, China, Zuid-Korea, …) vandaag wél massaal in een snelle groene omslag waardoor de EU door een focus op ‘gezonde’ financiën hopeloos achterop dreigt te raken op vlak van innovatie en groene technologieën. Ten slotte hebben strenge besparingsmaatregelen dus vaak net het tegenovergestelde effect van wat ze beogen. 

Waar zou volgens jou de focus op moeten liggen als je zelf de begrotingsregels zou mogen schrijven? Welke kansen liggen voor het grijpen?

Het begrotingskader komt voort uit een ouderwetse, moralistische kijk op schulden. Je hoort wel eens dat de overheid als een ‘goede huisvader’ niet meer mag uitgeven dan wat er binnenkomt. Maar dat is een misvatting. Het klopt misschien gedeeltelijk voor gezinnen, maar niet voor overheden. Dat is een klassieke denkfout: wat geldt voor gezinnen geldt niet noodzakelijk ook voor overheden. Die kunnen door meer uit te geven immers ook meer inkomsten genereren. Gericht investeren leidt net tot meer jobs, meer belastinginkomsten, en een sterkere positie op de internationale markt. Schuld moeten we dus niet enkel zien als een probleem, maar wel als een nuttig en noodzakelijk instrument. 

  Het is daarom absoluut noodzakelijk om de numerieke fetisj los te laten. Er is geen magische, onbetwiste grens waarop schulden automatisch problematisch worden of op de groei gaan wegen. Maar de huidige regels blijven zich wel blindstaren op kwantitatieve doelstellingen terwijl er net een kwalitatieve analyse gemaakt moet worden: waarvoor worden de schulden gebruikt en wat levert ons dit op langere termijn op? Een dergelijke analyse maakt duidelijk dat je naar beide kanten van de balans moet kijken, naar het verschil tussen activa en passiva. De enige voorwaarde voor verstandig lenen en investeren is dan dat de maatschappelijke opbrengst hoger ligt dan de kosten van lenen. 

Hoe moeten we omgaan met het begrotingstekort dat er ligt en de benodigde investeringen voor de klimaatomslag? 

We zouden op een andere manier tegen schulden en tekorten moeten aankijken. Er is macro-economisch absoluut geen reden of argument waarom uitgaven en inkomsten constant in evenwicht zouden moeten zijn. Daarnaast zouden productieve investeringen ook nooit als simpele uitgave of kost meegerekend mogen worden. Tegenover productieve overheidsinvesteringen staat immers een lange-termijnopbrengst. Schulden maken om te investeren – ongeacht de hoogte van schuldgraad of het tekort, zou dus absoluut mogelijk moeten blijven. In plaats van de huidige, starre aanpak zou het hanteren van de zogenaamde ‘gouden regel’  –  enkel de lopende uitgaven moeten gedekt worden door lopende ontvangsten – daarom al veel zinniger en verstandiger zijn.

Benieuwd naar meer?

Kom dan zeker langs op onze herfstschool op 5 november, waar Hielke zijn visie verder zal toelichten op overheidsbesparingen en schulden.