Vanuit het idee dat ‘één beeld meer zegt dan 1.000 woorden’ ging de Britse econome Kate Raworth op zoek naar een visuele voorstelling van hoe volgens haar de ‘economie van de 21ste eeuw’ er moet uitzien. Ze kwam uit bij… een donut. Haar boek ‘De donuteconomie’ werd meteen een bestseller in Engeland en ook de Nederlandse vertaling verkoopt als zoete broodjes (of donuts?). In gesprek met de vrouw die ons economisch denken op zijn kop wil zetten….
Je schreef het boek eigenlijk voor economiestudenten, waarom?
Kate: Omdat het daar begint, hoe onze toekomstige bedrijfsleiders, politici, over economie denken en spreken, en daarmee ook elk van ons doen denken. Ik studeerde zelf 25 jaar geleden economie omdat ik de wereld wilde veranderen, maar raakte gefrustreerd omdat thema’s als sociale rechtvaardigheid en ecologie helemaal niet aan bod kwamen. Vandaag stel ik vast dat de studenten economie nog steeds dezelfde modellen aangeleerd krijgen, terwijl intussen de wereld, en ook onze inzichten, enorm geëvolueerd zijn. Anderzijds zag ik vooral sinds de financiële crisis van 2008 dat studenten economie zelf overal in beweging kwamen tegen de beperkte theorieën die ze onderricht krijgen. Deze twee zaken hebben me gemotiveerd om een boek te schrijven dat ik zelf graag had willen lezen toen ik student was en waarmee ik wel antwoorden wil bieden op de uitdagingen van de 21ste eeuw.
In je boek beschrijf je 7 vastgeroeste economische ideeën, leg je de fouten erin bloot en stelt 7 alternatieven voor. Geef eens een voorbeeld.
Kate: Een eerste grote fout is onze fixatie op het bruto nationaal product, een exponentiële curve die almaar vooruit en omhoog gaat. Maar deze lijn zegt niets over het welzijn van een land, waarschuwde de bedenker zelf. Dat zolang we blijven groeien ongelijkheid vanzelf oplost, is ook zo’n idee dat ontstond in de naoorlogse periode, toen er ongeziene investeringen gebeurden in onderwijs, gezondheidszorg en sociale zekerheid. In de jaren ’90 werd ook gezegd dat we eerst moeten groeien, om pas later de vervuiling hierdoor op te kuisen, maar men vergat dit globaal te bekijken. Het probleem is dus dat veel van onze economische beelden bedacht zijn in een bepaalde tijdsgeest of maar een beperkt deel vertellen, maar dat ze zijn uitgegroeid tot dogma’s die ons hele economisch denken blijven bepalen.
Je gebruikt ook graag vergelijkingen met de natuur?
Kate: Inderdaad, want onze economie staat niet los van de natuur. En daar zie je dat niets voor eeuwig blijft groeien. Kinderen groeien tot ze volwassen zijn, planten groeien, en komen tot bloei. Wat in de natuur blijft groeien, maakt altijd zijn gastheer kapot. In ons eigen lichaam is dat kanker. Een economie die blijft groeien, maakt het planetaire lichaam waarin ze leeft, onze aarde, kapot. Wat ik hiermee wil zeggen, is dat we economie moeten zien als ingebed in onze aarde en maatschappij. Onze economische activiteiten hebben gevolgen voor de aarde en de mens, en die moeten dus mee opgenomen zijn in het economisch model.
En zo kwam je bij het beeld van de donut. Kan je dat even uitleggen?
Kate: Het doel van een economie van de 21ste eeuw moet zijn dat ze rekening houdt met de grenzen van de planeet en tegelijkertijd zorgt dat de basisbehoeften van iedereen voldaan zijn. De donut is daar de visuele voorstelling van. De binnenste cirkel is de ondergrens en gaat over ieders basisrechten, onderwijs, water, voedsel, gezondheid, werk, inkomen, gelijkheid, enz… Dat is ons sociale fundament, waaraan voor niemand een tekort mag zijn. De buitenste grens is het ecologische plafond. Boven die grens putten we de aarde uit, wat leidt tot zaken als verlies aan biodiversiteit, luchtvervuiling, klimaatverandering, verzuring van de oceanen. De donut is de veilige, ecologische en sociaal rechtvaardige ruimte waarbinnen al onze economische activiteiten kunnen plaatsvinden. Klimaat, milieu, welzijn, welvaart en sociale kwesties komen dus samen in één model, waarin een evenwichtig welzijn centraal staat.
“We moeten de economie zien als ingebed in onze aarde en maatschappij.”
Sorry voor de woordspeling, maar je vond met dit beeld wel een ‘gat in de markt’?
Kate: Mijn ideeën zelf zijn niet nieuw. Dit vind je al in de antieke Griekse cultuur, bij de Maori’s, of in het Zuid-Amerikaanse ‘buen vivir’. Ook hier hebben we het al langer over bijv. ‘consuminderen’ en een ‘eerlijke transitie’. Maar veel mensen bleken ook op zoek naar een beeld dat dat inzicht bevattelijk kon maken. Daar ligt volgens mij het succes van de donut. Bedrijfsleiders, stadsplanners, ontwerpers, academici, politici zijn geïnteresseerd en willen mij spreken over mijn donutmodel. Toen de Verenigde Naties haar Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen opstelde, werd de donut als leidraad gebruikt. Het hoofd van het Chinese centrum voor hernieuwbare energie gebruikte de donut om uit te leggen waarom transitie nodig is.
Een van je basisprincipes is een ‘regeneratief design’. Wat bedoel je daarmee?
Kate: Ik kijk opnieuw naar de natuur. Alles wat daar sterft, dient opnieuw als voedsel voor iets anders. Ook wij moeten van onze wegwerpeconomie waardoor jaarlijks tonnen afval op stortplaatsen of in de oceanen terecht komen naar een productie die zo ontworpen is dat alle grondstoffen worden hergebruikt. Er beweegt al heel wat op dit vlak, stedenbouwkundigen die steden willen omvormen tot heuse ecosystemen, bedrijven die diensten leveren in plaats van producten, producenten die hun eigen producten inzamelen en recycleren, enz. Maar er is meer nodig, want een regeneratieve economie kan alleen echt werken als ze verder gaat dan het eigen product of merk. Ik hoop dat mijn kleinkinderen mij ooit zullen vragen: “oma, is het echt waar dat jullie plastic maar één keer gebruikten en dan weg gooiden?”
Daarnaast moet de economie ontworpen zijn voor herverdeling. Hoe zie je dat?
Kate: Dit gaat over de manier waarop we de rijkdom gaan herverdelen. Nu gaat een steeds groter deel naar de 1% en neemt de ongelijkheid toe. Daarom moeten we naar een systeem dat rijkdom bij de bron herverdeelt. Het gaat dan over wie grond, geld of arbeid bezit. Nu is de markt dominant, maar het zou ook de gemeenschap of de staat kunnen zijn. Denk maar aan complementaire munten, staatsbanken of coöperaties. Het is ook een manier om de economische macht die nu bij enkele grote ondernemingen zit, te herverdelen.
Ook kennis en technologie moeten volgens jou gedeeld worden?
Kate: Het digitale tijdperk stelt ons voor nieuwe uitdagingen. Door robotisering dreigen overal jobs verloren te gaan. Hoe gaan we daarmee om? Bedrijven krijgen daar nu veel subsidies voor, terwijl het veel logischer zou zijn om robots te belasten. De digitalisering biedt echter ook enorm veel nieuwe mogelijkheden. Mede dankzij de blockchain-technologie geloof ik in een opensource-economie, peer-to-peer-platformen waar kennis, innovatieve ideeën wereldwijd gedeeld kunnen worden.
Welke gevolgen zou zo’n transitie hebben voor jobs?
Kate: Ik verwacht dat een regeneratieve en distributieve economie veel nieuwe jobs zal creëren. Want het recycleren en hergebruiken van grondstoffen lijkt mij erg arbeidsintensief. En door een shift van het belasten van arbeid naar het gebruik van grondstoffen zouden bedrijven niet langer proberen om hun aantal werknemers zo minimaal mogelijk te houden, wat ook voor nieuwe jobs zou zorgen.
Opvallend is ook de waarde die je hecht aan niet-betaalde arbeid?
Kate: Absoluut. Er wordt heel wat onbetaalde arbeid gedaan, nog altijd meer door vrouwen, koken, poetsen, de zorg voor kinderen, enz… Dit huishoudelijk werk blijft in het huidig economisch denken volledig onzichtbaar, maar ze is in feite de kerneconomie die alle andere arbeid mogelijk maakt. Dankzij deze zorg gaan anderen dagelijks fris naar hun werk. Ze is essentieel voor het welzijn van de mens en de productiviteit van de betaalde arbeid. Amerikaanse onderzoekers berekenden dat als huisvrouwen voor hun werk zouden betaald worden, ze 120.000 dollar per jaar zouden verdienen! Het opnemen van de huishoudeconomie in ons economisch denken is dan ook een eerste stap in de erkenning ervan en in het terugdringen en herverdelen van het onbetaalde werk van vrouwen.
“Ik verwacht dat een regeneratieve en distributieve economie veel nieuwe jobs zal creëren.”
Je wijst ook op de belangrijke rol van de overheid?
Kate: Ik denk inderdaad dat er de overheid absoluut noodzakelijk is om het beleid uit te tekenen die deze transitie mogelijk maakt. Door belastingen te heffen op vervuiling en vermogen in plaats van arbeid, bijvoorbeeld. Door de dynamieken van gemeenschapsbezit en hernieuwbare energie te stimuleren, en door regulering die duurzaamheid promoot. Bedrijven lobbyen vaak om deze regels tegen te houden, maar meestal zien we dat eens die er toch komt, ze zich snel aanpassen en innoveren, zoals we zagen in Chili of Kenia toen er een verbod kwam op plastic zakjes.
Arbeid & Milieu nodigde je uit om samen met de vakbonden en milieubeweging te praten over hun rol. Hoe zie je die?
Kate: Om te beginnen, ook bij milieuorganisaties en vakbonden hoorde ik dat ze blij zijn dat er eindelijk een beeld is dat het sociale en ecologische bijeen brengt, en dat het hen kan helpen om ook aandacht te hebben voor elkaars thema. Ik denk ook dat hun agenda’s eigenlijk dezelfde zijn en het zou goed zijn dat vakbonden en milieuorganisaties samenwerken aan een gezamenlijke visie en als één stem lobbyen voor een positieve, duurzame en sociaal rechtvaardige toekomst.
Tot slot…
Kate: Het donutmodel is een kompas dat het doel van de economie van de 21ste eeuw weergeeft, maar om dit mogelijk te maken, hebben we iedereen nodig. Bedrijfsleiders, middenveldorganisaties, burgers. Positief is dat ik overal al innovatieve projecten zie ontstaan. Ik geloof echt dat dit het begin is van een nieuw economisch verhaal.
Interview: Marjan Cauwenberg
Dit artikel verscheen in verkorte versie in ‘Visie‘ en kwam tot stand met medewerking van Arbeid & Milieu.
Meer weten?
- Kate Raworth in ‘De Afspraak’ op canvas
- www.kateraworth.com
- Presentatie lunchlezing 6 maart 2018
- Dubbelinterview Kate Raworth en Christian Felber in Mo*-magazine
Foto’s van de lunchlezing, de ontbijtsessie met het middenveld en het dubbelinterview
Dit artikel werd gepubliceerd in het kader van het project ‘De Nieuwe Samenzweerders‘, met steun van Vlaanderen Circulair.