Skip to content
Home - Blog - Interview Kiki Berkers (11.11.11)

Interview Kiki Berkers (11.11.11)

COP26, de meest recente klimaattop in Glasgow, was voor velen een teleurstelling. Simon Kofe, de minister van Buitenlandse zaken van de eilandstaat Tuvalu maakte dit pijnlijk duidelijk: vanuit de zee sprak hij de klimaattop toe, om duidelijk te maken dat het eiland aan het zinken is. Wij gingen in gesprek met Kiki Berkers, beleidsmedewerker klimaat en natuurlijke rijkdommen bij 11.11.11, over klimaatadaptatie in het zuiden: “We zeggen te vaak dat we de toekomst moeten redden, maar neen, de gevolgen van de klimaatcrisis zijn al lang voelbaar in de klimaatkwetsbare landen. We kunnen veel leren van de adaptatiestrategieën in klimaatkwetsbare landen, maar werken ze nu vooral nog tegen.”

Door de nijpende dreiging van de klimaatcrisis krijgt klimaatadaptatie, en de financiering daarvan, meer en meer aandacht. Naast mitigatie, die dient om een halt toe te roepen aan de klimaatcrisis, zal adaptatie meer de effecten van de klimaatcrisis aanpakken. Deze effecten zijn tweeledig. Enerzijds heb je de heel voorspelbare, tastbare gevolgen – zoals bosbranden en overstromingen. Anderzijds zijn er de meer langzame gevolgen – bijvoorbeeld bodemdegradatie en droogte. De samenleving moet zich daarop voorbereiden en aanpassen. Dat is adaptatie.

Kiki, waar ben jij op dit moment vooral mee bezig?

“Adaptatie, en de financiering hiervoor, is een erg belangrijk thema voor ons. Mitigatie blijft belangrijk om de 1,5°C doelstelling te halen. Maar als lage-inkomenslanden hun adaptatieplannen willen kunnen uitwerken hebben ze daar ook de financiële middelen voor nodig. Dit moet je zien als een compensatie van de historische uitstoters en rijke landen, in een context van alsmaar erger wordende klimaatrampen.”

Hete hangijzers: financiering en adaptatie

Op de klimaattop, waar jij net vandaan komt, is veel gezegd over financiering voor klimaatadaptatie. In theorie zou de financiering voor klimaatadaptatie verdubbeld worden. De kritiek luidde echter dat er veel vooruitgang in procedures was, maar niet in middelen. Hoe heb jij dit ervaren?

“We zijn COP26 ingegaan met twee hete hangijzers: financiering en adaptatie. Je hebt enerzijds de beloofde 100 miljard euro per jaar aan klimaatfinanciering die nog altijd niet gerealiseerd is. Naast deze enorme financieringskloof, zien we geen ambitieuze klimaatplannen van de rijke landen, waardoor de uitstoot niet daalt en de klimaatopwarming steeds erger wordt. Niet alleen de hoeveelheid financiering, ook de kwaliteit ervan is van belang. Is het publiek of privaat geld? Bij private financiering gaat de aandacht meer naar mitigatie (zoals grote energieprojecten), want hier valt geld te halen, terwijl adaptatie financieel minder interessant is. Wordt het uitgegeven in de vorm van leningen of subsidies? Bij leningen moeten landen met al enorme schuldenbergen dus rente betalen aan de rijke landen die de klimaatcrisis dus hebben veroorzaakt.

© IAEA Imagebank (CC BY 2.0)

Anderzijds is er een onevenwicht tussen mitigatie en adaptatie. In Glasgow spraken de rijke landen wel af hun financiering voor klimaatadaptatie te verdubbelen, maar wij eisten een 50-50 verdeling waar 50% naar adaptatie gaat en 50% naar mitigatie. Met een verdubbeling kom je eigenlijk nog niet aan de verdeling die nu nodig is Experts schatten dat er tegen 2025 een budget voor adaptatie zal zijn van 40 miljard dollar per jaar, wat niet voldoende zal zijn om aan de groeiende nood te voldoen.”

Er dient dus duidelijk meer ingezet te worden op (de financiering van) adaptatie, maar dat gebeurt volgens jou vandaag de dag niet altijd op de juiste manier?

“Je hebt het paradigma, en de internationale politiek. We leggen landen op hoe ze zich moeten ‘ontwikkelen’. Naar onze standaard, wat een heel Westers concept van welzijn en welvaart impliceert. Hetzelfde zie je bij adaptatie. We leggen andere landen op hoe zich moeten aanpassen aan de klimaatcrisis. De nationale of lokale kennis voor adaptatie is er echter vaak wel, maar wanneer je de internationale financiering volgt, sluipt daar toch vaak een Westerse visie op adaptatie in, en vaak gericht op groei. We zien ‘onze’ technologie en wetenschap als enige mogelijke oplossing, maar dat is natuurlijk niet zo. Dat is ook een kwestie van macht in adaptatieparadigma’s.

Daarbovenop is het politiek-economisch plaatje erg belangrijk. Adaptatieplannen botsen erg vaak met een economisch model dat gebaseerd is op het aantrekken van investeringen in sectoren – zoals petroleum, olie, en mijnbouw. Dit ondermijnt dus enorm een coherent klimaatbeleid. Rijke landen en private actoren investeren hierin omdat het geld opbrengt, terwijl overheden in lage inkomenslanden ’ in een politieke economie zitten waar hun rol beperkt blijft tot grondstoffenleverancier. Hoewel dit wel een bron van inkomsten oplevert, komen deze inkomsten niet bij de lokale bevolking terecht, en worden niet gebruikt voor lokale adaptatiestrategieën.

Wat is het belang van internationale solidariteit voor adaptatie?

“Op vlak van adaptatie is economische rechtvaardigheid noodzakelijk. We moeten inzetten op het annuleren van schulden en een rechtvaardig belastings- en handelssysteem. Daarnaast is klimaatfinanciering van belang als compensatie, en een onderdeel van de verantwoordelijkheid die wij hebben. Een klimaatrechtvaardig beleid houdt in dat we onze emissies beperken, maar ook dat we andere landen de middelen geven om even goed die koolstofarme transitie te maken, op vlak van mitigatie dus. Financiering is daar een heel belangrijk luik in, als compensatie voor de klimaatschuld die we hebben. Hulp is een heel ander paradigma, dat gaat uit van vrijwilligheid en liefdadigheid.

De herverdeling van macht vormt het moeilijkste obstakel. Binnen en tussen landen, in (internationale) instellingen, NGO’s, bij onszelf en ook in paradigma’s. Een voorbeeld is het onderscheid dat gemaakt wordt tussen ‘neutrale’ wetenschap en ‘geromantiseerde’ lokale kennis. Hier zie je duidelijk hoe macht, en paradigma’s samengaan met exclusie.

Hoe doet België het op vlak van klimaatfinanciering? ? Zijn wij voortrekker of lopen we achter de feiten aan?

“Er zijn een paar dingen die België goed doet. Zo zetten we hard in op adaptatie. De federale overheid geeft financiering in de vorm van subsidies, niet in de vorm van leningen. Verder zijn er ook plannen om de schuld te annuleren. Maar de middelen volgen te weinig, en vaak wordt er gesnoept van het budget van ontwikkelingssamenwerking. Volgens onze berekeningen zou een billijke bijdrage van België aan de klimaatfinanciering 500 miljoen euro per jaar bedragen bovenop het budget van ontwikkelingssamenwerking. Daar schieten we tekort. Daarnaast leidt de intra-Belgische keuken er toe dat we geen voorspelbaar Belgisch engagement voor klimaatfinanciering hebben. Dat betekent dus dat landen die rekenen op dat geld totaal geen zekerheid hebben, en ook niet fatsoenlijk hun plannen kunnen opstellen en uitwerken. België is dus geen voortrekker te noemen.

De kracht van kwetsbare groepen

Je had het al eerder over lokale adaptatiestrategieën. 11.11.11 wil de slagkracht van mensen die aan de kar trekken vergroten. Wie zijn dat, en waar maken jullie het verschil?

“Lokale inbedding en kennis is cruciaal, maar staat vaak onder druk. We moeten zeker die lokale inbedding, zoals nieuwe landbouwpraktijken, ondersteunen, maar ook actief onderdrukking bestrijden”. Hier is het belangrijk te kijken waar we een meerwaarde kunnen bieden, maar ook vooral waar we geen meerwaarde kunnen bieden.

“Lokale inbedding en kennis is cruciaal, maar staat vaak onder druk. We moeten zeker die lokale inbedding, zoals nieuwe landbouwpraktijken, ondersteunen, maar ook actief onderdrukking bestrijden”. Copyright Oxfam East Africa/ Wikimedia commons (CC BY 2.0)

“Zo trachten onze partners op het beleid te wegen door samen met lokale bevolkingsgroepen, vooral inheemse gemeenschappen uit het amazonegebied, good practices rond bosbehoud door te geven. Een heel belangrijk element hierin is de grondtitels van de inheemse gemeenschappen saneren. Dikwijls hebben zij geen officiële aktes van het bezit van hun gronden, waardoor ze door allerlei lucratieve activiteiten / groepen kunnen verdreven worden uit hun territorium dat ontbossing in de hand werkt. We kunnen hierin een meerwaarde bieden door deze strijd zichtbaar te maken en te ondersteunen, op welke manier dan ook. Maar even belangrijk is het lobbyen voor strikte regelgeving voor onze bedrijven, ons grondstoffengebruik en duurzame consumptie en productiepatronen.“

Landen in het globale Zuiden merken nu al vaak de gevolgen van de klimaatverandering. Wat maakt bepaalde landen meer kwetsbaar?

“We zeggen te vaak dat we de toekomst moeten redden, maar de gevolgen van de klimaatcrisis zijn al lang voelbaar in de klimaatkwetsbare landen. Klimaatkwetsbaarheid gaat niet alleen over hoe het klimaat verandert, maar ook in welke mate een samenleving of land in staat is om daarop te reageren en mee om te gaan.”

“Er zijn veel factoren die dit bepalen: blootstelling, gevoeligheid, aanpassingscapaciteit, de aanwezige economische sectoren, en adaptatieparaatheid. Zo hebben lage-inkomenslanden vaak niet de budgettaire ruimte om te reageren op de klimaatcrisis. Dit komt door hoge schuldenbergen die hun wortels nog hebben in de koloniale periode, hun positie als grondstoffenleverancier in het economische systeem, ongelijke handel, of een ongelijk belastingstelsel.”

Hoe zijn deze gevolgen al zichtbaar? Ken je concrete voorbeelden?

“De klimaatcrisis laat zich op twee manieren voelen: via plotse rampen, en via langzame effecten op de leefomgeving. Plotse rampen, enerzijds, zijn acuut en duidelijk zichtbaar. Zo heb je bijvoorbeeld cycloon Idai die de hele kuststad Beira in Mozambique verwoest. Als gevolg daarvan zijn meer dan 225.000 mensen ontheemd en 3 miljoen mensen in Mozambique, Malawi en Zimbabwe in nood, waarvan 1,6 miljoen kinderen. Anderzijds zijn er de effecten die trager verlopen zoals woestijnvorming, de stijging van de zeespiegel, de verzilting van de bodem, en verminderde regenval. Deze veranderingen in de leefomgeving kunnen leiden tot voedselonzekerheid, waterschaarste, een terugval in visvangst of verminderde landbouwopbrengsten. Zo zien we dat de sneeuw van de gletsjers in de Andes al zeer sterk verminderd is, wat zorgt voor problemen met de watervoorziening. Bovendien kunnen trage effecten ook omslaan in plotse impacts en zo de kans op ontheemding verhogen.

Cycloon Idai verwoesste in maart 2019 de hele kuststad Beira in Mozambique. Als gevolg daarvan zijn meer dan 225.000 mensen ontheemd en 3 miljoen mensen in Mozambique, Malawi en Zimbabwe in nood, waarvan 1,6 miljoen kinderen. copyright Climate Centre (CC BY-NC 2.0).

Klimaatgerelateerde crisissen hebben dubbel zo veel mensen ontheemd in het afgelopen decennium als conflict en geweld volgens de VN Vluchtelingenorganisatie. Ook sluipende gevolgen zoals de stijging van de zeespiegel en bodemdegradatie leiden nu al tot ontheemding en migratie. Wanneer de grens van 1,5°C overschreden wordt, kunnen tropische gebieden onleefbaar worden voor mensen.”

Geen adaptie zonder co-creatie

Hoe gaan deze landen daarmee om? Kunnen wij er iets van leren?

“Eerst en vooral is het belangrijk om te begrijpen dat in elk land verschillende factoren belangrijk zijn in de strijd tegen de klimaatverandering. Zo is bijvoorbeeld het energievraagstuk rond wonen niet zo belangrijk in veel klimaatkwetsbare landen. Andere elementen, zoals het gebruik van land, zijn er veel belangrijker. Om daar iets aan proberen te veranderen, is het vooral belangrijk dat de lokale bevolking en organisaties inspraak hebben.

De beste adaptatiestrategieën gaan gepaard met co-creatie. We hebben Westerse wetenschap en technologieën, die zeker hun nut hebben, maar ook vaak te dogmatisch worden ingezet. Ondertussen zie je in klimaatkwetsbare landen dat je ook aan adaptatie kunt doen zonder dat daar per se grote infrastructuren voor nodig zijn. Er is geen ‘one-size-fits-all’-oplossing en dat is waarom het zo belangrijk is om samen te werken met het maatschappelijk middenveld dat de lokale omstandigheden en behoeften goed kent.

Het mooie daaraan is dat het niet per se betekent dat er geen technologie aan te pas komt. Het is geen of-of verhaal. Je moet pluralisme inbouwen in je adaptatieplannen: erkennen dat er technologieën zijn, maar ook lokale en historische kennis. Dat vraagt niet enkel financiering, maar ook vertrouwen, tijd, en participatie in verschillende politieke contexten. Dat komt allemaal samen, zo’n dingen kan je niet opleggen. Het moet groeien.

De initiatieven die ik altijd heel hoopvol vind, zijn degene die een minder duaal beeld hebben van mens en natuur, en degene die actief macht bestrijden. Deze adaptatiestrategieën bouwen op jarenlange expertise en ervaring van lokale gemeenschappen in watermanagement, bodemmanagement, het gebruik van herbebossing, … De rol van vrouwen hierin is ook heel belangrijk. Wanneer je bijvoorbeeld kijkt naar adaptatieplannen waar vrouwen landrechten krijgen, zie je ook een heel groot verschil in de kwaliteit van de bodem zelf. Nu is het vaak zo dat vrouwen heel veel werk verrichten op vlak van landbouw bijvoorbeeld, maar dat ze geen controle of eigenaarschap hebben over het land. Wanneer zij echter in de beslissingsruimte zitten, en ook landrechten krijgen, zie je dat daar veel sneller op geanticipeerd kan worden.

Het is vaak zo dat vrouwen heel veel werk verrichten in de landbouw bijvoorbeeld, maar dat ze geen controle of eigenaarschap hebben over het land. Wanneer zij echter in de beslissingsruimte zitten, en ook landrechten krijgen, zie je dat veel sneller op adaptatie kan worden ingezet. © David Mark via Pixabay.

Ook migratie als adaptatiestrategie kan erg interessant zijn. Als het proces goed wordt aangepakt, kan proactieve migratie een mogelijkheid zijn om een gedwongen en ongeplande verplaatsing te voorkomen. Een innovatief voorbeeld is het Project voor Tijdelijke Circulaire Migratie dat in 2001 werd opgezet door de Spaanse Boerenvereniging ‘Union de Pagesos’ om arbeidstekorten in de Catalaanse fruitsector op te vangen. Het project was gericht op gemeenschappen die kwetsbaar zijn voor klimaatverandering in Colombia, Marokko en Roemenië. Elk jaar namen ongeveer 1.500 mensen eraan deel.”

Bedankt voor het gesprek!

Interview: Karel Pype, stafmedewerker beleid bij Reset.Vlaanderen

Dit interview verscheen eerder in het Reset.Vlaanderen magazine. Word nu lid en ontvang tweemaal per jaar ons magazine boordevol inspirerende interviews, opinies en artikels.